Oktober 44, 659 mannen weggevoerd... slechts 48 keerden terug

Verstoorde plannen, Gebeurtenissen in het laatste oorlogsjaar


Op weg naar Putten


Jurrien van der Wurff, toen 22 jaar oud, had in augustus 1944 van de bedrijfsarts van de PTT ziekteverlof gekregen met het advies te proberen bij familie of bekenden in het oosten van Nederland te gaan logeren. Daar kon hij dan weer op krachten komen omdat er geen voedselgebrek heerste zoals in het westen van het land. Jurrien bezocht daarom familie in Groningen en daarna ging hij naar Hengelo, waar Dini V. woonde. Met haar had hij in die tijd verkering. In het weekend van 2 september 1944 was hij in Hengelo toen de zus en zwager van Dini, Riek en Piet, daar hun laatste vakantieweek bij haar ouders doorbrachten. Riek en Piet woonden in Putten en waren per fiets naar het stationnetje Stroe aan de spoorlijn Amsterdam-Apeldoorn-Hengelo gegaan. Daar zetten zij hun fietsen in de stalling en gingen vervolgens per trein naar Hengelo. Piet Goedvree* was onderwijzer op een school in Putten en moest op 4 september weer beginnen. De laatste dag om terug te gaan zou 3 september zijn. Omdat je in die tijd maar moest afwachten of en wanneer er een trein zou rijden, gingen Riek en Piet die zondag vroeg naar het station. Iemand waarschuwde hen met de mededeling dat hij teruggestuurd was omdat er die dag geen treinen reden. Piet ging bij het station informeren wat er aan de hand was en legde uit dat hij maandag weer aan het werk moest gaan. De beambte deelde mee dat geprobeerd zou worden die zondag nog een trein te laten rijden richting Amsterdam. Maar of dat echt door zou gaan, wist hij nog niet. Aan het begin van de middag moest Piet maar even vragen of het doorging. Bij navraag 's middags vertelde dezelfde beambte dat het gelukt was. Laat in de middag, zo tegen de avond, zou een trein vertrekken. Toen Piet dat bij de familie Vunderink thuis vertelde, vroeg Jurrien of hij mee kon reizen. Hij was op dat moment al geruime tijd van huis weggeweest en hij wilde nu wel terug naar Den Haag. Hij zou dan meegaan naar Putten en daarvandaan proberen naar huis te komen. Piet en Riek vonden het goed, hoewel het een moeilijke reis zou worden: drie mensen op twee fietsen van Stroe naar Putten met bagage (onder meer een vloerkleed dat de ouders van Riek voor het jonge echtpaar meegaven). Gedrieën gingen ze naar het station in Hengelo. Het was tamelijk druk, de trein was goed bezet en zou alleen stoppen in Apeldoorn en Amersfoort, niet in Stroe. Piet ging weer praten met een paar mensen. Intussen was nog een echtpaar opgedoken met Stroe als eindbestemming en voor die vijf mensen zou de trein daar even stoppen. Zo kwamen ze dus in Stroe en vandaar gingen ze per fiets naar huis. Naar huis door de donkere bossen, zonder licht op de fiets (dat was namelijk verboden), over de 'Arnhemse Karreweg', een oude weg waarvan vroeger de karren met paarden gebruik maakten. Naar huis zonder gezien te worden, terwijl in die buurt (onder andere in Garderen) veel Duitse soldaten waren. 's Avonds om acht uur begon de spertijd en mocht je niet meer buiten zijn en hoewel de stationsbeambte in Stroe een verklarend briefje had meegegeven, was het verstandiger ervoor te zorgen dat je het niet nodig had. Maar het is ze gelukt. Wat waren ze blij toen ze eindelijk heelhuids in Putten arriveerden!


September 1944

Wat waren ze blij! Wat waren de meeste Nederlanders blij toen op 5 september 1944 'Dolle Dinsdag' aanbrak. Een snelle opmars van de geallieerde soldaten uit België had tot gevolg dat de Duitsers nerveus werden en de NSB’ers ook. In Putten, maar ook op veel andere plaatsen in Nederland werd verteld dat de bevrijders door de Duitse linies waren gebroken en al op weg waren naar Rotterdam. Het gevolg van die - onjuiste - berichten was dat veel NSB’ers wegvluchtten en dat ook belangrijke Duitse autoriteiten naar Duitsland verdwenen. De algemene verwachting was dat de oorlog nu gauw afgelopen zou zijn. Riek zei tegen Jurrien dat hij het beste het einde in Putten kon afwachten, dan hoefde hij ook geen honger meer te lijden!

Op zondag 17 september 1944 zag Jurrien honderden grote geallieerde vliegtuigen overtrekken, allemaal richting Duitsland. Elk van die vliegtuigen was met een dikke kabel verbonden aan een vliegtuig waarin geen motoren zaten. Al die vliegtuigen vervoerden vanuit Engeland soldaten en alles wat soldaten nodig hadden om te kunnen vechten tegen de Duitsers: wapens, motorfietsen en zelfs kleine autootjes, eten, drinken, kleren enzovoort. Dichtbij Arnhem boven een heel groot heideveld werden de kabels losgemaakt en zweefden de motorloze toestellen naar die grote heide: de Ginkelse heide. Al die soldaten wisten wat ze moesten doen: naar de stad Arnhem gaan en de Duitsers, die daar nog steeds de baas speelden, verjagen. Dat is niet gelukt. Na lange hevige gevechten en ten koste van veel gesneuvelde soldaten moesten de overgebleven geallieerde soldaten proberen over de rivier de Rijn weg te komen, anders werden ze door de Duitsers gevangen genomen. Ook dat was levensgevaarlijk want de Duitsers hielden dag en nacht de wacht langs de Rijnoever. September 1944, de maand die zo hoopvol begon en zo teleurstellend eindigde!


Zondag 1 oktober 1944

Jurrien besloot die zondagmorgen naar de Gereformeerde kerk van Putten te gaan. De week ervoor was hij met Riek en Piet naar de Hervormde kerk geweest waar een 'bondsdominee' preekte. Maar nauwelijks was hij in de kerk of daar kwam een ouderling de mannen de raad geven zo spoedig mogelijk naar huis te gaan. Er was iets aan de hand, maar wat, wist men nog niet. Onmiddellijk ging Jurrien terug en gelukkig bleken Riek en Piet nog thuis te zijn. Toen hij hun vertelde wat de ouderling had gezegd, besloot Riek op onderzoek uit te gaan in het centrum van Putten. Ook zij was gauw terug en vertelde dat kleine Duitse soldatenauto's rondreden. De soldaten hadden de mitrailleurs in de aanslag. Ook werden door soldaten mannen in groepjes naar de Grote (Hervormde) Kerk gebracht. Dus moesten Piet, zijn broer Jan en Jurrien verdwijnen, zei ze. Intussen gingen de Duitsers door met hun maatregelen en langzamerhand werd er iets bekend over waarom dit alles gebeurde. In de nacht van zaterdag 30 september 1944 was een aanslag gepleegd op een Duitse auto waarin twee officieren en twee korporaals van de Luftwaffe zaten. Daar dit plaatsvond bij de Oldenallersebrug kozen de Duitsers Putten uit voor hun vergeldingsmaatregelen. Een paar honderd meter achter het huis waar Riek en Piet woonden, werd van een woning de schoorsteen van het dak geschoten. En er was nog veel meer geknal te horen! De Puttense politie moest bij alle huizen gaan zeggen dat de mensen naar de kerk moesten komen. Alleen de zieken met een verzorgster en moeders met kleine kinderen mochten thuisblijven. Uit die huizen moest een laken uit het raam gehangen worden. Wie probeerde te ontvluchten, zou doodgeschoten worden. Zo werden die zondag zes mannen en één vrouw gedood. Iedereen moest zich gaan melden bij de kerk maar Piet, zijn broer Jan en Jurrien spraken af dat niet te doen. Er werd nog bij gezegd dat het melden inhield: controle op persoonsbewijzen. Zij geloofden dat niet en omdat het onmogelijk was nog te vluchten, besloten zij drieën (in overleg met Piet en Jans moeder, zuster en Riek) met verscheidene buren in een bosje achter de tuinen weg te kruipen en een groot gat te graven om veilig in te kunnen zitten voor kogels als de Duitsers soms door dat bosje zouden schieten. Op die zondagmorgen groeven ze een groot gat met een aarden walletje er omheen. Ze waren daar met eenentwintig mannen. Door tuinen en over hagen en heggen kwam een man die op weg was naar huis, in het dorp, want het was tijd voor de 'muis' (dialect voor warm eten). Hij ging ondanks waarschuwingen toch verder. Later heeft Piet van zijn vader gehoord dat deze man niet meer is thuisgekomen en in Duitsland is omgekomen. Die zondag werd verder doorgebracht in de kuil in het bosje. Af en toe kroop er iemand uit om een plas te doen. Op een gegeven ogenblik ging Jurrien er daarom uit, maar of hij misschien iets lawaai maakte of met boomtakken heeft geritseld... Plotseling werd op hem geschoten en hij hoorde de kogel vlak langs hem fluiten. De mannen in de kuil wachtten vol spanning af, maar gelukkig kwam Jurrien ongedeerd terug. Inmiddels waren Piet zijn moeder, zus Jopie en Riek op pad gegaan met de bedoeling zich te melden bij de kerk. Onderweg zagen ze uit de ramen van verschillende huizen een laken hangen. Daar moesten kleine kinderen of zieken zijn. Toen kreeg Jopie een idee. De week daarvoor was ze wat grieperig geweest en ze was niet naar haar werk op het kantoor van de Finofabriek in Harderwijk gegaan. Opeens zei ze: "Ik ga terug en hang ook een kleed uit. Als ze komen controleren, zeg ik dat ik nog ziek ben." Ze trokken weer op huis aan en Jopie zorgde voor een witte sprei uit het raam en kroop in bed. Na verloop van tijd kwamen een Duitse onderofficier en een politieman uit Putten controleren. Ze gingen direct naar de 'zieke' kijken en de Duitse militair zei meteen: "Eine Kranke. Gut. Zu Hause bleiben. Und auch die Mutter!" Maar tegen Riek zei hij dat ze zich moest gaan melden. Ze sputterde wat tegen en hij begreep er wel iets van dat ze geen zin had om te gaan. Hij ging toen op het bed naast Jopie zitten, haalde een pakje Engelse sigaretten uit zijn zak en bood de dames een sigaret aan, die ze aannamen en ook opstaken (maar hem al gauw lieten uitgaan om hem later aan de mannen te kunnen geven). De militair vertelde dat die sigaretten buitgemaakt waren bij Arnhem en nu mochten de dames er een van hem hebben. En die ene dame (dat was Riek) moest maar in dat huis iets verderop zolang een kind gaan 'lenen', dan kon ze ook thuisblijven. Daar waren toch zoveel kinderen. (Inderdaad hadden die mensen twaalf kinderen.) Riek heeft daar de vijfjarige Arie tijdelijk geadopteerd. De mensen die zich gemeld hadden bij de kerk, werden gescheiden: mannen in een oude school die naast de kerk stond. Rondom die school liepen gewapende Duitsers om ontvluchten onmogelijk te maken. De vrouwen moesten in de kerk blijven en wie nog buiten liep, werd naar binnen gejaagd. Op de balkons  galerijen stonden mitrailleurs, klaar om te schieten. Later mochten de vrouwen naar huis. Ze moesten de volgende morgen terugkomen met eten voor de mannen.


Maandag 2 oktober 1944

Voor de onderduikers was de nacht vrij rustig verlopen, maar de Duitsers hadden nogal wat te doen. De overste van de Duitsers Fullriede moest met 'hogerhand' beslissen wat deze maandag moest gebeuren en dat werd 's morgens bekend gemaakt:

1.Het dorp Putten wordt platgebrand;
2.de mannelijke inwoners tussen achttien en vijftig jaar worden naar Amersfoort getransporteerd;
3.het dorp moet in twee uur helemaal geëvacueerd zijn.

660 mannen werden in rijen van vijf naast elkaar opgesteld en de vrouwen zagen die opstelling aan, het eten voor hun mannen of zonen nog in hun handen. Ze mochten het niet geven. Toen alles geregeld was, werden de mannen in groepen van honderd weggevoerd naar het station Putten. De vrouwen met hun kinderen moesten dus binnen twee uur verdwijnen. Ze mochten wel wat meenemen. Daarna zouden hun huizen verbrand worden. Jammerend en huilend kwamen ze uit het dorp en ze vertelden ook aan de familie Goedvree wat ging gebeuren. De vrouwen en ondergedoken mannen overlegden wat ze het beste konden doen. Nu gedreigd werd alles in brand te steken, kon je niet langer in huis of in de kuil in het bosje blijven. Besloten werd Putten te verlaten en te proberen naar Ermelo te gaan, niet in een grote groep maar met twee personen tegelijk. Voor de vrouwen was het geen probleem, want zij moesten weggaan met hun kinderen, maar voor de mannen was het wel een probleem. Riek zei dat ze in elk geval met Piet mee zou gaan en Jurrien zou met een vóór de oorlog gevluchte Duitser proberen in Ermelo te komen. Dat is niet doorgegaan want die Duitser wilde per se met Riek en Piet mee. Op een bosweg stonden ze te overleggen hoe dit op te lossen: met zijn vieren gaan kon gewoon niet. Als ze dan gesnapt werden: een vrouw en drie mannen, zou direct begrepen worden dat dit niet volgens Duitse bevelen was. Maar de Duitsers losten dit probleem zelf op. Uit een zijweggetje kwamen enkele gewapende Duitsers tevoorschijn. Gelukkig zagen ze hen niet en ze konden allevier heel snel verdwijnen. Jurrien en de gevluchte Duitser verdwenen bliksemsnel in een tuin met tabaksplanten. Daar vonden ze onder een kleed een verstopte radio. Daarom dacht Jurrien: hier wonen goede Nederlanders. Even later hoorde hij echter ‘psst ... psst...’. Een oude man op het pad had hen gezien en waarschuwde hen dat ze vlug verder moesten gaan, want in het huis zat de Duitse staf! Zo begon de moeizame tocht, kruipend door tuinen en onder afscheidingen door. Nog was er een benauwd moment toen een soldaat op patrouille langs het hek liep waar Jurrien vlak achter lag. Die soldaat had maar even opzij hoeven te kijken en hij zou hem gezien hebben. Na dit incident ging de Duitser alleen verder. Later werd verteld dat hij was ontkomen. Tijdens die kruiptocht hoorde Jurrien Nelly (een getrouwde zus van Piet die in de buurt woonde), de namen roepen van haar twee kinderen. Jurrien dacht: “Wat vreselijk als je nu je kinderen kwijt bent.” Later in Ermelo hoorde hij dat ze naar de Duitsers was toegegaan om te vragen of ze haar kinderen mocht zoeken die ze kwijt was. Dat mocht. Die kinderen zaten gewoon thuis maar zo verkende zij de wegen om de mannen te helpen ontkomen. Na een poos kwam Jopie - ook ingelicht - te hulp om Jurrien over smalle paadjes en door de bossen naar Ermelo te loodsen. Het koffertje met zijn pyjama liet hij al gauw achter in het bos. Wonder boven wonder heeft hij het enige dagen later teruggevonden. Aangekomen in Ermelo werden ze opgevangen door de Ermelose bevolking en grandioos geholpen, evenals Piets moeder, zuster en veel andere Puttenaren. In die nacht zagen ze door de raampjes op zolder veel huizen van Putten branden. Er kwamen veel geallieerde vliegtuigen over, aangetrokken door de branden. Uit die vliegtuigen werd ook geschoten, een Puttense jongen werd geraakt en stierf de volgende dag. Maar waar waren Riek en Piet? Riek en Piet hadden toen ze de Duitsers zagen snel het bospad verlaten en waren een heel dichtbegroeide aanplant van sparrenbomen ingegaan van zo'n twee à drie meter hoog met zijtakken tot op de grond. Toen ze daar lagen, begonnen de Duitsers de eerste huizen te verbranden. Ze hoorden de uitbarstingen van brandbommen die naar binnen werden gegooid. Al gauw merkten ze dat de rook van die brandende huizen naar hen toe kwam. Dat betekende dat, als de bomen bij die brandende huizen vlam zouden vatten, het bos ook wel eens in brand kon vliegen. Die brand zou zich kunnen uitbreiden door de wind die in hun richting waaide. Voort moesten ze. Met hulp van een paar oude mensen, die telkens keken of er geen soldaten in de buurt waren, zijn ze zonder bagage - ze hadden twee koffers bij zich gehad - door tuinen en over hekjes naar het huis van Piets getrouwde zuster in Ermelo geleid. Bij die zuster woonden al twee oude mensen in huis, evacués uit Amsterdam. Riek was erg overstuur door alle ellende. Daarom gaf de oude Amsterdammer haar een theelepeltje eau de cologne en dat werkte al vlug. Die nacht stonden ook zij naar de branden te kijken. Ging alles waarvoor zij gewerkt hadden daar de lucht in? En het vloerkleed dat twee dagen daarvoor met veel moeite werd versjouwd, had het ook al vlam gevat? Zij dachten aan de vrouwen die misschien straks geen man en geen huis zouden hebben. Wat gebeurde er met de mannen? Vragen, vragen, het was te zwaar, maar zij troostten elkaar. Zodra het mogelijk leek, gingen de verdreven vrouwen, kinderen, oude en jonge gevluchte mannen naar Putten terug. Niet alle huizen waren verbrand maar een groot aantal was dat wel. Het huis Drieseweg 12 waar Piets moeder met Jopie, Piet en Riek woonde, was gespaard. De deuren moesten open blijven toen ze vertrokken, maar er werd niets vermist, behalve een aardappelschilmesje. Jurrien bekende dat hij het bij de vlucht had meegenomen voor het geval hij onderweg iets eetbaars zou tegenkomen, een wortel of iets dergelijks. Over het lot van de weggevoerde mannen bestond onzekerheid.


Terug naar Den Haag

Op 7 oktober 1944 wilde Jurrien proberen weer in Den Haag te komen. Riek had hem daartoe haar oude fiets gegeven. In Ermelo had hij twee Haagse agenten ontmoet (bekenden van Riek en Piet). Deze hadden hem voorgesteld samen met hen terug te gaan. Mochten Duitsers hen aanhouden dan zouden ze doen alsof hij een arrestant was die ze in Den Haag moesten afleveren. Het ging goed tot ze in Amersfoort kwamen. Daar bleek een grote razzia aan de gang te zijn. Ze konden Amersfoort wel in, maar het was een fuik: ze konden er niet uit. Bij aanhouding voerden de agenten het woord, maar ze moesten zich toch gaan melden bij de commandant op het kazerneterrein. Daar stonden al dikke rijen opgepakte mannen. Bij die aanblik besloten de agenten zich niet te melden. Ze maakten rechtsomkeert. Tegen Jurrien zeiden ze: gewoon doorrijden als ze ons sommeren te stoppen. Ze lieten hem in het midden rijden het terrein af. De wachten begonnen te schreeuwen. De agenten riepen wat terug en fietsten hard door. Dat was opnieuw een benauwd moment voor Jurrien. De razzia was nog volop aan de gang. In een buurt met mooie huizen en grote tuinen gekomen (het Bergkwartier), zei Jurrien dat hij ergens lukraak zou aanbellen en vragen of hij bij de bewoners in huis mocht schuilen. De agenten moesten hem daar achterlaten. Zo gezegd, zo gedaan. Jurrien mocht inderdaad bij wildvreemde mensen binnen. Zij stopten hem in bed, zetten medicijnen naast hem neer en zeiden dat ze bij controle zouden zeggen dat hij aan een erg besmettelijke ziekte leed. Ze vertelden dat ze zelf een zoon hadden die ergens ondergedoken was en dat ze hoopten dat hij ook geholpen werd. Toen de huizen in die straat werden gecontroleerd, gebeurde dat eerst aan de overkant. Hierna kwam een overbuurman zeggen dat Jurrien moest proberen snel en ongezien naar de overkant te komen, daarbij geholpen door een paar mensen. Zo kwam hij in pyjama aan de kant die inmiddels veilig was. Na een poos werd de razzia afgeblazen en kon Jurrien weer verdergaan. Maar dichtbij Utrecht kwamen hem rijen opgepakte mannen tegemoet. Ook in die stad was er razzia. De weg naar Den Haag liep toen nog dwars door de stad. Jurrien wilde niet weer de fuik in fietsen en stond buiten de stad, niet wetend wat te doen. En toen... werd plotseling de razzia afgeblazen! Het was zes uur 's avonds. Daarna is hij de stad doorgefietst. Hij kon echter nooit meer voor spertijd die dag in Den Haag zijn. Weer zocht en kreeg hij bij onbekende mensen hulp, dit keer bij een boerderij waar al meer ontsnapte jongens verbleven. Natuurlijk werden aan tafel de wederzijdse belevenissen van die dag aan elkaar verteld. Een paar jongens hadden zich bovenop een hooiberg verstopt. In het middaguur zaten Duitse soldaten beneden te eten! In de stal van die boerderij hebben ze allemaal geslapen en de volgende dag fietste Jurrien naar Den Haag. Een groot deel van de afstand heeft hij nog moeten lopen omdat de fietsbanden het begaven. Thuisgekomen waarschuwde hij zijn vader dat ook in Den Haag beslist een razzia te verwachten was en er terstond voorzorgsmaatregelen genomen moesten worden. Zijn vader heeft onder de vloer een ruimte gemaakt waar ze zich konden verstoppen als het nodig mocht zijn.


Advies: rustig leven...

Omdat er steeds minder voedsel was, ging Jurrien al spoedig proberen wat eten te krijgen bij een tuinder in Rijnsburg. Terwijl hij daar in huis was, kreeg hij een hevige evenwichtsstoornis, zo erg dat een dokter moest komen. Bij de diagnose zei deze dat de aandoening was ontstaan door hevige spanning, waarschijnlijk door alles wat Jurrien kortgeleden had meegemaakt. Het advies was: zo rustig mogelijk leven! Tijdens zijn periode van ziekzijn in Rijnsburg ontving Jurrien een brief van Piet en Riek die op 22 oktober 1944 geschreven is en ontvangen werd in Rijnsburg op 28 oktober 1944. Deze brief die Jurrien gedurende heel zijn leven heeft bewaard en inmiddels een historisch document is geworden, luidt als volgt: "Beste Jurrien. Je brief hebben we van de week ontvangen. We waren al op de hoogte van je behouden thuiskomst. De politieman, die tot A'foort met jullie meegegaan is, kwam jullie avonturen even vertellen. Hij wist ons mee te delen dat jullie A'foort verlaten hadden (tenminste dat jullie 't zouden proberen). Nu kwam Grada Dinsdag hier en vertelde, dat je niet in Zeist geweest was (zoals eerst je plan schijnbaar was). Dus dachten we, dat je toch nog weer "opgepakt" was. Uit je brief merkten we, dat dit niet het geval was, maar dat je wel een heleboel narigheid hebt gehad. Maar gelukkig ben je toch in 't Haagje aangekomen. We waren blij, dat je dit even hebt laten weten in Ermelo. Wij wisten het toen ook gauw. Landekker is door Chris v. Kr. weggebracht tot achter Nijkerk. De volgende dag signaleerde een Ermeloër hem vlakbij Amsterdam. Hij zal daar dus wel aangekomen zijn, hoewel we niets meer van hem gehoord hebben. Hier in P. is 't nog vaak onrustig. Steeds weer worden we gewaarschuwd, dan voor dit en dan voor dat. We hebben verscheidene keren de nacht ergens anders doorgebracht. In de lucht is hier ook weer erg veel activiteit. Vrijdag en gisteren hebben ze de spoorlijn hier weer gebombardeerd, maar alle bommen mis. In Ermelo is een bokkenwagen met 2 jongens beschoten: 1 dood. Zulke dingen brengen nu eenmaal geen rustige sfeer. De kuil, waar we 's Maandags ingezeten hebben, is omgebouwd. Er is een dak opgemaakt en de ingang is niet te zien. Je kunt er met z'n vieren in slapen! Dus te klein en nu is er een veel grotere gemaakt: 3 bij 2 m. ruim. De buren, Henk en E. zijn 1 nacht thuis geweest; 's avonds kwamen ze ons waarschuwen en zijn ze er weer vandoor gegaan en nog steeds weggebleven. Schut is verleden week weer teruggekomen. Vaders van grote gezinnen en "ziekelijke" mensen zijn allemaal vrijgelaten, totaal een 40. De anderen zijn uit Amersfoort weggevoerd. Een deel schijnt in Steenderen te zijn (over de IJsel, bij Doesburg), een ander deel is voorbij Almelo gevoerd, misschien op weg naar Duitsland. Van de week hebben ze hier fietsen gevorderd. In totaal zijn er een 600 ingepikt. Bij ons zijn ze niet geweest. Wel bij Van Leeuwen, de bakker tegenover ons, en bij Gijsbertsen. Daar zijn we dus ook weer goed van af gekomen. Jurrien, doe de groeten van me aan je Moeder, Vader en Zus en ontvang zelf de hartel. gr. van je a.s. zw. Piet. Riek zal ook nog enkele "woorden" voor je schrijven.


Een gedeelte uit Rieks brief:

"We zitten hier nog dikwijls in angst. Je was juist Zaterdags weggegaan en die Zondag daarop reed er hier over de Drieseweg en Postweg een Duitser rond, die aan de mensen vertelde, dat er weer officieren waren doodgeschoten en dat nu weer een gedeelte van Putten in brand zou worden gestoken. Je begrijpt wat de reactie was. De jongens natuurlijk meteen weer weg en wij hebben verschillende kleren enz. ingepakt. Het bleek later gelukkig niet waar te zijn. Die Duitser had "frontkolder" naar men zei en was opgepakt. Maar de angst zat er al weer in en nu komen er steeds allerlei verontrustende berichten. Ze zijn nog niet uitgekomen gelukkig, maar we zijn nog niet aan het eind."  Begin november 1944 kon Jurrien weer naar huis. Om voorlopig rustig te leven, zoals de arts had geadviseerd? Wie kon dat toen?


De laatste oorlogsmaanden

21 november 1944, in de nacht van maandag op dinsdag, werden in Den Haag alle straten afgezet en werden aan alle huizen biljetten afgegeven waarop stond dat alle mannen van zeventien tot veertig jaar zich voor de arbeidsinzet moesten aanmelden. Alle mannen in deze leeftijd moesten na ontvangst van dit bevel onmiddellijk met de voorgeschreven uitrusting op straat gaan staan. Op degenen die poogden te ontvluchten of weerstand boden, zou worden geschoten en wie bij huiszoeking werd aangetroffen, zou worden gestraft. Alle andere bewoners, ook vrouwen en kinderen, moesten in huis blijven tot de actie ten einde was. Jurrien, een buurman en een zoon van vrienden van Jurriens ouders verstopten zich onder de vloer. Die zoon was ’s morgens vroeg zodra het bevel kwam als meisje verkleed naar Jurriens huis gekomen. Vóór de Duitsers de huizen kwamen controleren op aanwezige mannen ging zijn moeder naar een vriendin. Ze zei dat ze zo zenuwachtig was dat ze niet in huis durfde te blijven. Ze was bang dat de Duitsers door haar gedrag argwaan zouden krijgen. Zus Nel was alleen thuis en dus moest zij de soldaat die kwam controleren te woord staan. Zij was aanvankelijk ook erg zenuwachtig, maar toen de bel ging en zij de deur opendeed, zag ze een jonge jongen in uniform staan en alle angst viel van haar af. Hij kwam binnen en vroeg of er mannen in huis waren. Ze antwoordde dat haar vader voor eten naar het oosten van het land was gegaan en dat haar broer gevlucht was. Hij nam met die mededeling genoegen. Wel moest ze uitleggen dat de muziek die hij hoorde via radiodistributie kwam en door de Duitsers was toegestaan. Drie nachten heeft Jurrien in die vunzige ruimte met spinrag geslapen.

De winter van 1944-1945 gaat voor het westelijk deel van Nederland en vooral voor de grote steden Amsterdam-Den Haag-Rotterdam de geschiedenis in als de hongerwinter. Terecht. Jurrien en zijn zus Nel deden wat ze konden om nog iets te eten op te scharrelen bij vrienden op het platteland. Jurriens vader ging toen hij verschijnselen van hongeroedeem kreeg naar Dedemsvaart waar hij bleef tot de bevrijding en ontsnapte zo aan een mogelijke dood. Voor Jurriens moeder werd het extra moeilijk. Zus Nel ging op de fiets op hongertocht om nog wat voedsel te bemachtigen ook naar Dedemsvaart, waar haar verloofde op een boerderij woonde. Het is haar gelukt maar ze kwam meer dood dan levend terug.

Op 5 februari 1945 ging Jurrien weer naar Rijnsburg voor wat eten. Het resultaat was een tas vol peentjes. Het werd echter ook peentjes zweten. Op de terugweg naar huis zag hij een collega die ook op hongertocht was geweest. Hoewel hij zelf bijna niet meer vooruit kon komen op Nels gammele fiets weerhield hij deze collega neer te zijgen aan de kant van de weg. Samen probeerden ze verder te gaan tot ze vliegtuigen hoorden en de collega er bij hem op aandrong dekking te zoeken. Daaraan dankte Jurrien volgens eigen zeggen zijn leven want de bommen vielen vlak vóór en een beetje verder achter hen. De bommen die steeds vaker afgeworpen werden in de buurt van het Haagse bos en bedoeld waren voor de vernietiging van de V2 veroorzaakten op 3 maart 1945 een ramp in het Bezuidenhout. Een groot aantal projectielen kwam terecht op de huizen van de burgerbevolking aldaar. Hoewel de algemene berichten erop duidden dat de oorlog niet lang meer kon duren, was het lijden nog niet ten einde. Sommige mensen kregen hongerzweren, ook Jurrien. Bij de voedseldropping op 29 april 1945 werden ook medicijnen hiertegen uitgeworpen. Jurrien kreeg ze gelukkig. Enige dagen werden deze droppings voortgezet. Na veel geruchten over de komst van Canadezen, Tommies en de Irene Brigade in Den Haag gingen op 5 mei 1945 de vlaggen uit. Het was vrede. Jurrien had als kind al een groot gevoel voor vrijheid gehad. Hij mocht in vrijheid verder leven!

© 2004 M. van der Wurff-Bras

* Dit is dus niet de beruchte NSB-er , Piet Goedvree!

Stichting Oktober 44
Midden Engweg 1
3882 TS Putten

Design by Acadia