Het verhaal van Pieter Hendrik Borra
Aanslag Putten en mijn vader.
Mijn vader, Pieter Hendrik Borra (1919) werkte in 1944 als politieman in administratieve dienst op het politieburo de Pol in Putten. Daarvoor heeft hij als geniesoldaat in 1940 het Duitse bombardement op Rotterdam meegemaakt, waar hij drie dagen in een ingestorte kerk opgesloten heeft gezeten.
In de nacht van 30 september en 1 oktober 1944 werd in de buurt van Putten bij "De Oldenaller" een aanslag gepleegd op Duitse officieren. De volgende dag, zondag werd in de kerk bekend gemaakt dat als de aanslagplegers zich zouden melden, de mannen van het het dorp, niet zou worden gedeporteerd naar het concentratiekamp. Die zondag was mijn vader in Oldebroek bij mijn moeder, Aaltje van Asselt, waar hij door zijn collega Bosman telefonisch op de hoogte werd gesteld van de aanslag. Hij verscheen op maandagochtend om 9 uur weer op zijn werk. Hij was contactpersoon op het politieburo voor het verzet (informatie Boldewijn en Wallet).
Op die maandagochtend notuleerde hij een vergadering met de Duitse overste Fullriede (informatie Boldewijn), die de deportatie daarna uitvoerde, want niemand van de aanslagplegers had zich gemeld. Mijn vader kende de overvallers, wist wie het geweest waren en wist ook waar ze zich hadden verstopt (Boeschoten). Vlak voor zijn dood in 1987 heeft hij mij verteld dat hij op die vergadering zijn mond open had moeten doen, maar dat had hij niet gedurfd. De Duitsers hadden hem dan meteen gevraagd hoe hij dat wist en dat had onherroepelijk tot zijn eigen executie geleid. Hierna werden op maandagochtend 661 mannen afgevoerd naar het concentratiekamp. De meeste keerden niet terug en 552 stierven door dit drama. Verder werden door de Duitsers ongeveer 110 huizen afgebrand.
Mijn vader heeft hier tot vlak voor zijn dood nooit openlijk over durven praten, op zijn werk niet en thuis niet hetgeen in het gezin waar ik ben groot geworden heeft geleid tot heel veel spanningen en geweld. Door mijn contact met het ICODO in Utrecht in 1995 is mij pas goed duidelijk geworden, hoe groot de invloed van dergelijke gebeurtenissen (het familiegeheim) is op een gezin en hoe dit na kan werken in het latere leven van de gezinsleden.
In het voorjaar van 1957 heeft het gezin Putten verlaten en is verhuist naar Breda. Na 4 jaar Breda verhuisde het gezin naar Arnhem, waar ik de rest van mijn jeugd heb doorgebracht. In het boek "Putten, de razzia en de herinnering" van Madelon de Keizer (1998) komt op blz 372 de naam van mijn vader voor in verband met een proces-verbaal van 6 februari 1947, toen alle betrokkenen zijn gehoord. Deze processen-verbaal waren geheim en werden pas 50 jaar na het drama in Putten vrijgegeven.
bron Pieter Borra.