Maartje Schipper-Elbertsen (1937) woonde met haar ouders en broer in een boerderij aan de Meskampersteeg in Putten. Tijdens de razzia was ze zes en een half jaar oud. Ze heeft nog levendige herinneringen aan de gebeurtenissen van toen.
Waarom zou ik mij verstoppen?
"Het was 1 oktober 1944, we hadden net gegeten. Mijn vader ging de koeien en de geit verzetten. De oudste zoon van de jachtopziener was op de fiets de buurt in gestuurd om te zeggen dat alle mannen zich moesten verstoppen. Mijn vader kreeg het bericht te horen en ging naar huis. Hij zei tegen mijn moeder: ‘Waarom zou ik mij verstoppen? Ik heb niets gedaan.’ We liepen naar de achterkant van de boerderij. Daar stond een hooiberg en een schuurberg. Vanachter de schuurberg keek je over het hele grasland. Daar zagen we een hele groep moffen aankomen. Mijn moeder, die altijd heel helder was, zei tegen hem: ‘Kruip maar gauw in zo‘n laagje stro. Laat de deur maar zo staan, anders doen ze de deur los en dan steken ze met een bajonet in het stro.’ Hij is onder het stro gaan liggen. Mijn moeder ging in de deuropening staan. Mijn broer Gijs en ik stonden er gewoon naast. Toen zei ze: ‘Denk er goed om: al krijg je klappen, je weet niet waar pa is.’ Je was goed gehoorzaam in de oorlog, dat had je geleerd.
Vier borden op tafel
De moffen kwamen voor het huis langs. Ze keken eerst in de schuilkelder, maar die stond halfvol water. Daarna liepen ze tussen de boerderij en de schuur door, langs het bakhuis*. In oktober woonden we nog in het bakhuis en er stonden nog vier borden op de tafel. Daar schrok mijn moeder van. De moffen vroegen aan mijn moeder: ‘Heb je geen man?’ Maar mijn moeder deed net of ze de Duitse taal niet verstond. Toen liepen ze verder door het huis heen en uiteindelijk liepen ze het erf af. Daar stond een rijtje appelbomen en daar aten die moffen van. Dat gaf op zich niets, maar Gijs en ik aten die appels daarna nooit meer.
Gevlucht
We kregen zondagavond bericht dat heel Putten afgebrand zou worden. Mijn moeder had een fiets met een bagagedrager en een heel lang peluw, dat is een soort hard kussen waar je vroeger de kussens op legde. Daar deed ze kleertjes voor ons in. Toen gingen we vanaf de Nieuwe Beek via de Broekermolenweg, de Nijkerkerstraat over naar de Vikariën, daar woonde de zus van mijn moeder. Haar man en haar zoon van net achttien waren weggevoerd. In die buurt waren bijna alle mannen weg. Dinsdags zijn we weer naar huis gegaan. Mijn vader is die nacht weggekropen in het bos. Hij hoorde langs de weg de etenswagens van de moffen, die kwamen door de Tintelersteeg gereden. Toen dacht hij: ‘Zo meteen steken ze alles in brand en Maartje haar poppenwagen staat nog in huis. Daar kan ze niet zonder.’ Toen is hij midden in de nacht door het grasland teruggegaan en heeft hij de poppenwagen uit huis gehaald en in een kist begraven.
Verstopt
Later kwam mijn vader weer thuis, maar hij verstopte zich wel achter op het land in het bos. Elke keer kwamen er jongens uit de buurt het zeggen als er moffen aan kwamen. In een bruin schaaltje deed mijn moeder een kippenpoot, aardappelen en boontjes. Mijn broer moest helemaal langs de kant van het bouwland lopen en doen alsof hij bij de vogelnestjes ging kijken. Dan moest hij, wanneer hij bij pa was, het schaaltje met eten wegzetten en langs de andere kant weer terugkomen. Mijn vader kreeg van mijn moeder ook kapotte kousen, een schaartje, een naald en garen mee. Zo kon hij zich tijdens het schuilen nuttig maken en kousen stoppen.
Slachten
Van de moffen mocht je niet slachten. Maar dat gebeurde toch. We hadden thuis een varken geslacht, dat hing in de schuur op een ladder. Op de heerd stond een groot bord met een gekookte lever. Toen kwamen de moffen en ze kregen een groot bord en een groot mes van mijn moeder. Ze lustten de lever heel graag. Op de boerderij naast ons waren heel veel moffen ingekwartierd. Op een gegeven moment verstopte mijn vader zich niet meer, omdat er niets gebeurde."
*Een bijgebouw op het erf van een boerderij waarin de bakoven staat.
Putten 2019