Rennen, de Duitsers zitten vlak achter je. Ik lachte toen we een boer op een bakfiets zagen. Op dat moment schoten we zelfs nog in de lach, en dat mag een wonder heten. Gelukkig is niemand van ons iets overkomen, maar achter ons ploften de kogels neer, zowel over onze hoofden als voor ons, als een regen waar we doorheen moesten. Ze vormden een gevaarlijke prooi voor de jammerlijke plannen van de Duitsers.
De vluchters belandden op de Putterdijk (onder leiding van de huidige wethouder), voor de Puttense Godshuis, waar een aantal dorpsgenoten zich bij hen voegde en samen op de vlucht sloeg. Het trio De Gier, Van de Berg en Meiling realiseerde zich dat het moment was aangebroken om de benen te nemen. Ze gingen een huis binnen en besloten te wachten, maar toen ze zagen dat er zichtbaar veel Duitse soldaten in het dorp waren, begrepen ze de ernst van de situatie.
Met de onheilstijding dat er een razzia gaande was in het dorp, werd de situatie nog grimmiger. Steven Jan Boeijen, zwager van De Gier, werd gestoord terwijl hij zich opmaakte om naar de kerk te gaan. Het werd duidelijk dat Putten op het punt stond om het doelwit te worden van de Duitsers.
Het is zondagochtend 1 oktober en Roel de Gier, een 21-jarige Puttenaar, kijkt terug op de gebeurtenissen tijdens de razzia in Putten op 1 oktober 1944. "Het was een ware kogelregen waar we doorheen moesten", vertelt hij aan Roel Kleine.
De Puttenaren, gehuld in wapperende witte regenjassen, zetten het op een lopen om aan de Duitsers te ontsnappen. Deze jassen vielen natuurlijk op, en ze moesten manieren vinden om ze zo snel mogelijk kwijt te raken. Op een boerderij waar ze de jassen wilden achterlaten, voegde Teus de Graaf zich bij hen en riep: "Rennen, jongens, de Duitsers zitten vlak achter je." Hierop zetten de mannen zich opnieuw haastig in beweging.
Ze belandden bij de zogeheten Oerhut van de familie Van Beek. Dochter Rika Van Beek sommeerde de vluchters zich te verbergen in de struiken en beloofde hen veiligheid. Ze verstopten zich betrekkelijk goed achter de Oldenallerbrug, waar de nacht ervoor een aanslag op de Duitse Wehrmacht had plaatsgevonden. Maar ze realiseerden zich niet dat ze recht op het hol van de leeuw liepen.
Uit de buurtschap Zwartebroek kwam een jongen die zijn fiets in de struiken had achtergelaten. Hij weigerde te geloven dat er een razzia gaande was, pakte zijn fiets en werd al snel gesnapt. Het zou jaren duren voordat De Gier vernam dat deze jongen nooit terugkeerde uit Duitsland.
Terwijl ze zich in de braamstruiken hadden verscholen, waren de hachelijke momenten nog niet voorbij. De spanning steeg toen Duitse soldaten tijdens hun zoektocht de schuilplaats naderden. Ze kwamen recht op hen af, en Barend Versteeg fluisterde: "Allemaal plat liggen." De Duitsers waren nog maar tien tot vijftien meter van hen verwijderd, maar het gedeelte waar de vier militairen zich bevonden, werd gelukkig overgeslagen. De Duitsers waren op zoek naar anderen.
Daarna volgde een mars met medegevangenen naar Putten. Een groot aantal mensen was al uit de trein gezet, maar ontsnappen was onmogelijk. Op het station werden ze opgewacht door lokale bewakers. Ze dachten dat ze de dans konden ontspringen, maar dit bleek niet het geval.
Kees van 't Klaphek, die momenteel in Canada woont, werd eerst naar zijn huis gebracht, vlakbij de Oldenallerbrug, waar het verzet de aanslag op de Duitse Wehrmacht had gepleegd. Daarna werd hij naar een melkhok gebracht waar hij de nacht doorbracht. Zijn broer Geurt, die pas later hoorde van de razzia, had minder geluk. Hij werd met vijf karabijnen van passerende Duitse soldaten om hem heen gespannen. De Duitsers richtten hun geweren op hem, en Geurt dacht dat zijn einde naderde.
Van 't Klaphek werd lichtgewond toen hij van de rails viel, waarop hij eerder was gaan zitten. Zijn neef, Bart van 't Klaphek, ontsnapte uit de trein door een raam te verwijderen en verdween in de nacht. Hij had geluk, want hij wist aan de Duitsers te ontsnappen.
Inmiddels was de trein vertrokken, en het duurde even voordat deze was gepasseerd. De bewakers op het station deden de deur niet op slot. Met een horloge ruilde een andere gevangene, Luttmer uit Nijkerk, sigaretten met de bewaker. Op dat moment zei Luttmer: "Als je wilt ontsnappen, spring dan uit de trein. Achter ons zit slaapwagen nummer zoveel. Spring er dan uit." Terwijl de trein het station voorbijging, zorgden Luttmer en anderen ervoor dat de deur openbleef.
Voordat de trein begon te rijden, sloop Kees van 't Klaphek naar buiten en kroop door de sloot naar het bos. Hij bergde zijn karretje onder de mesthoop op boerderij Veldhoef. Daarna ging hij op zoek naar zijn moeder. Geurt, die voor het eerst hoorde van de razzia, ontsprong aanvankelijk het gevaar, maar besloot later terug te keren naar het zwaar verwoeste Putten.
Roel de Gier keerde een week later terug naar Putten......