Het verzet in opkomst.
Een echte, georganiseerde illegaliteit was er niet in Putten in de eerste jaren van de oorlog.
Pas in 1944 kwamen enkele groepen tot stand. In het voorjaar en in de zomer van dat jaar vormden zich los van elkaar twee groepjes. Een onder leiding van Piet Oosterbroek (zijn schuilnaam was Jacques) waarin o.a. zaten Piet Dankaart (zijn schuilnaam was Dikke Ben) een ondergedoken Amsterdamse havenarbeider, en Chris Helsdingen, een Puttenaar Landarbeider van beroep. Deze groep was grotendeels communistisch. Piet Oosterbroek had zich na een verblijf in Frankrijk in 1939 in Nederland gevestigd. De tweede groep werd opgericht door de zoon van Jonkheer van Geen, Henri van Geen. Hierin zaten o.a. Rengers Hora Siccema een zoon van een Utrechtse hoogleraar, die met zijn ouders gebrouilleerd was, en door de familie van Geen opgenomen werd, en A. Dunnewind zoon van een stationschef. Deze groep had haar hoofdkwartier in een leegstaande boerderij, “de Kraak”. Zij voerde hoofdzakelijk kleine opdrachten uit in opdracht van “Piet van de Veluwe” (Berend Dijkman) Beide groepjes werkte los van elkaar. Het werk bestond in die tijd hoofdzakelijk uit het verrichten van sabotagedaden zoals het opblazen van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle (tot zelfs op 6 plaatsen tegelijk!), doorgeven van berichten, en verspreiden van nieuws. De enige maatregel die de Duitsers namen, was dat zij de bevolking wacht lieten lopen langs de spoorlijn –natuurlijk volkomen zonder succes.
Op weg naar Dolle Dinsdag.
In Augustus 1944 begon het voor de NSB burgemeester Klinkerberg wel erg bedenkelijk te worden. Dat vond hij zelf blijkbaar ook. Ter oriëntatie riep hij de heer Vervoorn bij zich en vroeg hem bij zijn eventuele afwezigheid op te treden als plaatsvervangend burgemeester. Toen de heer Vervoorn hem daarop ronduit de vraag stelde of dit een vlucht betekende, ontkende Klinkenberg ten stelligste: “natuurlijk niet, liever sterf ik op mijn post!” Kort na Dolle Dinsdag vluchtte hij toch. In die dagen kwam het politie motorkorps uit Delft, tachtig man sterk, naar Putten (ook wel PMD genoemd) De manschappen werden bij particulieren ondergebracht. Het wemelde opeens van politiemannen in het anders zo rustig dorpje. In het begin waren de bewoners zeer argwanend maar al spoedig bleek echter dat deze politiemannen geen opsporingsbevoegdheid hadden.
Optreden van Witvoet.
Kort na Dolle Dinsdag melde A. Witvoet, een gedetacheerd en weggelopen politieman, die in zijn uniform in Putten opdook zich bij “de Kraak”met de mededeling, dat hij bij de illegaliteit wilde komen. Het gemak waarmee hem dit lukte en waarmee hij zelfs enige dagen later commandant werd van deze groep was verbazend.
Coördinatie verzetsgroepen.
Korte tijd hierna werden plannen beraamd tot coördinatie van de beide illegale groepen, die onder Witvoet één groep zouden worden. Witvoet zelf stond als plaatselijk commandant weer onder de gewestelijk commandant, Piet van de Veluwe. De landingen in Arnhem hadden plaats gevonden, de militaire verrichtingen verliepen niet naar wens. Piet van de Veluwe koesterde het plan om met de door hem ter beschikking staande “strijdkrachten”een poging te doen de Duitsers bij Arnhem in de rug aan te vallen, om zodoende de Airborne Division verlichting te verschaffen. Hiertoe liet hij al zijn ondergeschikten op 22 September bijeenkomen in de jeugdherberg “de Instuif”van Evert de Jong. Uit alle richtingen kwamen opvallende groepjes jonge mannen naar Putten gefietst, de weg naar “de Instuif”vragend. In totaal kwamen die dag aldaar 120 jonge mannen bijeen. Voor de toegangen hield het verzet de wacht. Het geweer op de schouder. Als een lopend vuurtje ging het verghaal door het dorp van deze grote bijeenkomst, bij zoveel opzichtigheid was dit onvermijdelijk.
Boeren in de buurt van “de Instuif” vluchtten uit angst voor de Duitse maatregelen, op enige afstand stonden de mensen bijeen te kijken naar hetgeen wat daar gebeurde. Op deze bijzonder roekeloos georganiseerde bijeenkomst werden de twee illegale groepen van Putten gecoördineerd en onder leiding van Witvoet gesteld. De actie die Piet van de Veluwe voor ogen had, werd gelukkig afgeblazen. De bijeenkomst in “de Instuif” had iedereen warm gemaakt voor actie. Groot was dan ook hun enthousiasme, toen enige dagen later Witvoet op zolder van de Enny’s Hoeve een algemeen gestelde order, afkomstig van Piet van de Veluwe, voorlas. –Enny’s Hoeve was na de opzienbarende bijeenkomst op “de Instuif”die uiteraard veel te veel aandacht had getrokken, centrum van het verzet geworden; deze boerderij lag zeer afgelegen in de bossen tussen Voorthuizen en Putten.- Immers, in die order stond dat de plaatselijke groepen daden van sabotage moesten verrichten, zoals het versperren van wegen, het aanvallen van kleine groepen Duitsers, speciaal ordonnansen, die op motoren of in kleine auto’s alleen plachten te rijden, ja zelfs het aanvallen van plaatselijke commandanturen. Met een gejuich werd dit bevel ontvangen; nu zou er eindelijk echt iets groots gebeuren! Witvoet deelde de lakens uit. Overleg werd niet gepleegd; hij wees de mannen aan en zij zouden wel zien wat er ging gebeuren: Piet Oosterbroek, Piet Dankaart, Chris Helsdingen, Eduard Rengers Hora Siccema en Frans Slotboom.
De avond tevoren (29 September 1944).
Vrijdag 29 September trok men er op uit, op aanwijzing van Witvoet. De mannen werden bewapend met geweer, revolver en één mitrailleur. Witvoet wees de stelling aan: een greppel aan de weg Nijkerk-Putten bij Huize “Bijstein”, het landhuis van Jonkheer van Geen. De instructie luide: schiet op een kleine personenauto die langskomt. Kijk goed uit dat het geen voorrijder van een colonne is. Waarschuw de commandant, zodra de actie afgelopen is. Witvoet zelf ging namelijk een 500 meter verder het resultaat afwachten in de woning van de politieman W. Mulder. Deze handelswijze motiveerde hij met de mededeling, dat Piet van de Veluwe hem dit bevolen had, daar de commandant niet nodeloos risico mocht lopen. De stelling was zeer onpraktisch gekozen; men kon zich niet zo opstellen of, behalve de weg, werd ook een boerenwoning bestreken. De mannen waren door deze gang van zaken bovendien deels verontwaardigd deels onzeker geworden, vooral nu de leiding ontbrak. Onderling werd dan ook besloten niets te doen. In het gras werd een sigaretje gerookt en na ongeveer een uur ging Piet Oosterbroek naar het huis van Mulder met de mededeling, dat de manschappen zonder hun commandant niet durfden, dat de stelling het slaapkamerraam van een boerderij bestreek en dat zij dus de zaak maar opgebroken hadden. Witvoet had al die tijd bleek en zenuwachtig bij Mulder gezeten; hij was een groter held met de mond dan metterdaad. Die avond kwam er dus niets van een overval. Er was geen enkele auto gepasseerd die avond…..
De nacht van de overval (30 September 1944)
De volgende avond, Zaterdag 30 September, werd een tweede poging gewaagd. De zaak was beter voorbereid dan de avond daarvoor. Witvoet zelf zou bij de groep blijven (Hij deelde mede hiertoe speciale machtiging van Piet van de Veluwe gekregen te hebben). Dezelfde personen van de vorige avond werden meegenomen, nog aangevuld met een Brit, Keith Banwell, als brenschutter en met Willem van Heesen. Deze Banwell een parachutist, was langs avontuurlijke weg over Arnhem en Duitse krijgsgevangenschap tezamen met zijn kameraden Hettley en Heaps (auteur van “escape from Arnhem”) bij de illegaliteit verzeild geraakt; hij had daar zijn diensten aangeboden. Ook werd gebruik gemaakt van een platte bestelwagen, waarop een bren-gun gemonteerd werd. Witvoet ging met Piet Oosterbroek, Eduard Rengers Hora Siccema en Banwell van de Enny’s Hoeve op de fiets naar de Stationsstraat om de auto van Van Diest op te halen.
Vandaar gingen zij Binnendoor over de Stenenkamerseweg naar de Oldenallersebrug per auto. Piet Dankaart, Frans Slotboom, Chris Helsdingen en Willem van Heesen gingen direct per fiets naar de Oldenallersebrug. De weg maakt in de richting Nijkerk een flauwe bocht naar links. Bij de brug komen van beide kanten vele wegen samen. De plaats was aanmerkelijk beter gekozen dan de vorige avond. Iets voor middennacht komen beide ploegjes daar aan. De auto werd aan de Noordzijde naast de weg opgesteld met de koplampen gericht op de weg richting Nijkerk. Links en rechts van de weg werden in eenmansgaten twee waarschuwings posten geplaatst, evenals een wacht in de richting Putten ter dekking in de rug. In de auto nam Piet Oosterbroek plaats, hij bediende de koplampen, op de wagen stond Banwell met de bren-gun. De overige mannen werden aan weerszijde opgesteld. Witvoet stond naast de auto en zou het sein tot de aanval geven. Enkele minuten nadat de opstelling gereed was, werd door middel van zaklantaarns vanuit de wachtposten het sein gegeven, dat een prooi in aantocht was.
De koplampen flitsten aan, in het volle licht kwam een kleine Duitse personenauto, bezet met militairen, vanuit de richting Amersfoort aangereden. Verblind door het licht minderde de auto vaart. Banwell richtte staande op de eigen auto, de bren-gun op de Duitse wagen en trok af. De bren weigerde, geen schot klonk. Toen echter de beide wagens zich op gelijke hoogte bevonden, knetterde de bren. De Duitse auto schoot links van de weg tegen de brugleuning op en kwam meteen schok in de berm tot stilstand. Dodelijke stilte. Kort daarop Duits getier. Geen enkel bevel van Witvoet. Ten gevolge van de onzekerheid ontstond er verwarring. De mannen liepen van hun posten, iedereen raakte zijn hoofd kwijt. De koplampen brandden nog steeds. Op bevel van Witvoet sloop daarop Piet Oosterbroek terug naar de wagen om de lichten te doven, in gebukte houding. Dit laatste was zijn geluk, want te zelfde tijd vlogen twee kogels door de voorruit ter hoogte van de bestuurder. Het Duitse antwoord….. Na geruime tijd kwamen de manschappenweer bij elkaar, behalve Witvoet, die onvindbaar bleef.
Voorzichtig werd poolshoogte genomen. Toen werd op de weg Frans Slotboom zwaargewond aangetroffen. Bij de Duitse auto werd een gewonde officier gevonden. Hij werd met Frans Slotboom op de bestelwagen geladen. Ook werden drie schietbeker granaten gevonden en een revolver, die door het verzet werd meegenomen. Langs dezelfde weg als ze gekomen waren, keerden beide ploegen weer terug naar Enny’s Hoeve. Wat was er intussen met de Duitsers gebeurd? In de auto zaten twee officieren en twee korporaals. De ene officier was in de knie gewond en werd afgevoerd. De andere officier had zich zwaar gewond naar de boerderij van B. Koopman gesleept, waar hij verzorgd werd. De volgende morgen stierf hij. De twee korporaals waren op de vlucht geslagen; zij sloegen gelijk alarm in Harderwijk. Het resultaat van de actie was niet fraai. Acht aanvallers hadden geen kans gezien meer dan één Duitser gevangen te nemen. Drie Duitsers waren ontsnapt. De Duitse auto werd niet weggesleept, want de commandant was gevlucht, en de tijd drong,Dood de verwarring werd er niet snel gehandeld, de plaats van de overval stond dus vast….
Reactie aan Duitse zijde.
De Duitsers namen het geval hoog op. Reeds Zondagmorgen 1 oktober om 8.00 uur werd begonnen met het leggen van een grote ring om Putten. Na 10.00 uur gelukte het vrijwel niemand meer om de ring te doorbreken. Vanaf 6.00 uur werden bij de plaats van de overval reeds mensen aangehouden, meest boeren, die uit melken gingen en in een melkhok aldaar werden bijeengedreven. Ook alle bewoners van Putten en directe omgeving werden uit hun huizen gehaald en naar het Kerkplein gecommandeerd, hetzelfde gold voor de evacués, de meeste waren slechts 1 dag daarvoor in Putten aangekomen. Dit alles gebeurde onder het mom van persoonsbewijzen controle. Ook de politie werd ingeschakeld om mede te delen dat de gehele bevolking zich moest melden op het Kerkplein. Uitgezonderd waren zieken, moeders met zuigelingen en ouden van dagen, deze moesten een wit laken uit het raam hangen ten teken dat ze vrijgesteld waren van de oproep. De huizen mochten niet afgesloten worden. Wie in huis aangetroffen werd, zou als partizaan worden doodgeschoten, en het huis zou worden verbrand. Overal klonken schoten, er werd geïntimideerd 7 mensen verloren het leven die dag. Aan de andere kant van Putten, daar waar de Harderwijkerstraat op de Betonweg uitkomt, werden een aantal mensen bijeengebracht, deels willekeurige voorbijgangers maar er werden ook een aantal mensen gericht opgehaald uit hun huizen, (o.a. de Gemeentesecretaris). In totaal werden hier ‘s morgens vroeg al rond de 40 mensen bijeengebracht – ook Piet Veluwe was hierbij; op zijn politiepapieren kwam hij echter weer vrij -. Aan de politie werd de mededeling gedaan dat er 10 gijzelaars moesten komen, die wanneer de vermiste Duitse officier niet terug kwam, doodgeschoten zouden worden. Zolang de gijzelaars niet verkregen waren, moest de groep van 40 personen tot gijzelaar dienen. De bewuste tien gijzelaars werden allen gewaarschuwd onder te duiken, zodat zij tot de minst onfortuinlijke groep behoorden, die zich het gevaar realiseerden en derhalve niet zijn opgepakt. Een van de degenen die op de vlucht doodgeschoten was, werd ter afschrikking voor het groepje van 40 op een ladder gelegd. Later op de dag werden deze mensen via de Harderwijkerstraat naar het Kerkplein getransporteerd, terwijl men dwong het lijk op de ladder mee te dragen.
Reactie aan de Nederlandse zijde.
De aanzegging geschiedde meestal door één Nederlandse politieman vergezeld van één of twee Duitsers. Verreweg de meeste kozen de weg , die toen het beste leek: zij melden zich. Zij hadden immers toch niets gedaan, vrijwel niemand wist wat er die afgelopen nacht gebeurd was. Velen van hen konden ook niet veel anders, doordat zij zonder van iets af te weten op straat gearresteerd werden, of doordat zij geen kans meer hadden om weg te komen. Bovendien waren de strafbedreigingen ernstig en de puttenaren onvoldoende bekend met de wijze van optreden der Duitsers. Sommigen hielden zich schuil of vluchtten, beide met wisselend succes. Op het Kerkplein werden de vrouwen en kinderen in de Nederlands Hervormde Kerk gedreven, de mannen werden bijeen gebracht in de school die achter de Kerk stond. Al zeer snel was de toestand onhoudbaar omdat de school zeer vol werd. Pas ’s middags drongen de eerste geruchten door over een overval door de ondergrondse gepleegd bij de Oldenallersebrug. Men wist verder nog van niks. ’s Middags omstreeks 16.00 uur werd in het kort de geschiedenis bekend gemaakt. Bevolen werd dat de daders van de aanslag zich onmiddellijk moesten melden en dat iedereen, die meer van de overval wist, dit moest opgeven. Van de daders meldde zich niemand.
De waarschuwingen werden ook de volgende dag herhaalde malen uitgesproken. Met de belofte dat het lot van Putten zich ten gunste zou wenden, indien de bevolking haar medewerking zou verlenen. Niemand heeft zich echter gemeld. De hele dag door meldde zich steeds meer mannen die dan bij de andere mannen in de overvolle school gepropt werden. Even later werd medegedeeld, dat de mannen boven de 50 jaar en onder de 18 jaar zich bij de vrouwen in de kerk konden voegen. Vrouwen met kinderen onder de 6 jaar mochten naar huis toe gaan. ’s Avonds tegen 21.00 uur werden diegenen, die in de kerk opgesloten waren (meest vrouwen en kinderen) vrijgelaten onder de belofte, dat zij de volgende morgen om 10.00 uur terug moesten komen met warm eten voor de mannen. Toen de kerk leeg was kon een gedeelte van de mannen uit de school hier naar toe gebracht worden. Dit gaf wel enige verlichting, hoewel de gehele toestand uiterst moeilijk bleef. Immers velen hadden niet eens ontbeten, waren vaak half gekleed, op pantoffels van huis gehaald. Niemand wist wat hem boven het hoofd hing. Er werden vergelijkingen gemaakt met de kerk in Naarden in de Spaanse tijd en Met de algemene vernietiging van het Tsjechische dorpje Lidice. Wat zou er gebeuren? Het werd een langs, ellendige, zenuwslopende nacht. De groep van 40 gijzelaars van de Harderwijkerstraat werden ondergebracht in de Eierhal (deze stond achter de kerk).
Maandag 2 oktober 1944.
Mitrailleurs dreigen…..
De volgende morgen vroeg werden de mannen naar buiten geroepen op het kerkplein, zij werden in een U-vorm opgesteld, voor hen soldaten met mitrailleurs, die ook op de twee hoeken stonden opgesteld, iedereen dacht dat zij werden gefusilleerd. Telkens weer knielden de soldaten bij de mitrailleurs neer, maar er gebeurde niks….. De inmiddels gearriveerde vrouwen werden op een afstand gehouden, maar zo dat zij konden zien wat er zich afspeelde op het plein. Kinderen strekten huilend hun armpjes uit naar hun vader, zij werden lachend en ruw door de soldaten teruggedrongen, veel vrouwen huilden bij dit aanzien. Dit schouwspel duurde tot een uur of elf. Van het geven van voedsel was geen sprake, slechts enkele verpleegsters zagen kans enig voedsel naar de mannen te brengen. De groep gijzelaars had al die tijd op de grond gelegen, voor het oog van de anderen. Tegen elven begaven officieren zich naar het midden van de groep, nogmaals werd er gevraagd of iemand iets wist van de overval. Enkele traden naar voren, maar zij hadden onbelangrijke informatie, toch redde dit hun leven, zij werden later vergeten, niet op transport gesteld en vrijgelaten. Verder konden uittreden iedereen die lid was van de N.S.B, familie had in de SS of voor de Wehrmacht werkte. Zo kwamen enkele tientallen mensen vrij.
De mannen op transport.
Tegen 13.00 uur werden de mannen in gelid opgesteld en werd het bevel tot de afmars gegeven. Op dat moment werden de mannen naar het station afgevoerd. Zij werden over de spoorbaan in een bosje gelegerd, hier waren enige weken daarvoor kuilen gegraven door Russische krijgsgevangenen. Velen dachten toen, dat dit de massagraven voor henzelf zouden worden. Een goederentrein werd op het station gerangeerd. Tegen vieren werden de mannen in goederenwagons geladen en in sukkelgang naar Amersfoort gerangeerd. Slechts enkelen hebben nog een glimp van hun vrouw gezien. Een handje vol mannen heeft nog kans gezien uit de trein te springen. In het donker kwamen zij in het “Politisches Durgangslager Amersfoort”aan. De eerste kennismaking met het kamp viel niet tegen. Velen zagen oude bekenden. De mannen werden in twee barakken ondergebracht. Het eten was niet al te slecht en er hoefde niet gewerkt te worden. De 4 gijzelaars werden direct in de “rozentuin”gebracht en later in een andere barak apart gehouden. Pas bij het transport naar Duitsland werd deze scheiding opgeheven. De Gemeentesecretaris en de Boswachter kwamen in de bunker terecht.
Naar Duitsland.
Het verblijf te Amersfoort zou slechts van korte duur zijn. Behalve de 58 mannen die werden vrijgelaten in Kamp Amersfoort, werden allen op transport gesteld naar Duitsland op Woensdag 11 oktober 1944, 13 mannen wisten nog uit de trein te springen. Na Apeldoorn was ontsnappen niet meer mogelijk omdat de coupédeuren met prikkeldraad dicht gebonden werden. De volgende dag stond de trein de hele dag stil in Almelo, waar slechts gelegenheid werd gegeven tot het eten van enkele knollen uit een naburig veld. ’s Avonds ging de reis door naar Neuengamme, waar men op zaterdag in de namiddag/avond arriveerde. Na enkele dagen werd een grote groep op transport gesteld naar Husum. Hier moet men onder zeer slechte omstandigheden tankvallen graven. Eind oktober volgde een transport naar Ladelund, waar onder zo mogelijk nog slechter omstandigheden gegraven moest worden. Wat 15 December 1944 nog leefde, werd voor een groot gedeelte op ziekentransport naar Neuengamme teruggezonden. Daar hoefde niet meer gewerkt te worden. De mannen werden veelvuldig naar uiteenliggende gebieden getransporteerd. Slechts 48 keerde terug in Putten, kort na de terugkeer overleden alsnog 5 mannen door de ontberingen opgedaan in de kampen.
Bekendmaking van het vonnis in Putten.
Wat was er intussen in Putten gebeurd? Om 14.00 uur werden de vrouwen in de kerk verzameld hier werd hun het vonnis over Putten voorgelezen. Putten zou met de grond worden gelijk gemaakt. Slechts huizen van zieken, ouden van dagen, moeders met kleine kinderen, gemeentepersoneel, politie, NSB’ers en Duitsers zouden worden gespaard. Om 16.00 uur moest het hele dorp ontruimd zijn. Het gebied ten noorden van de betonweg zou veilig zijn, het gebied ten zuiden daarvan zou worden vernietigd. Vrouwen trachtten nog naar het station te gaan om hun man, vader of broer eten en kleding te brengen - dit was officieel toegestaan. Bij het station aangekomen werden de meeste niet toegelaten, slechts enkelen gelukte het de familie te zien en een pakje af te geven. Binnen de resterende uren moest door de vrouwen ook nog zo veel mogelijk huisraad geëvacueerd worden. Vervoersmiddelen waren uiteraard erg schaars. Mannenkracht ontbrak geheel. Ook trachten velen nog een bewijs te krijgen, dat hun huis”von der aktion geschont” zou worden. Dergelijke briefjes werden in grote getale verstrekt voor NSB’ers, politiepersoneel, gemeentepersoneel en …..de brutalen. Door de Duitsers was speciaal medegedeeld, dat de boerderij van Koopman, die de gewonde officier had geholpen gespaard zou worden. De Duitse commandant ging Koopman persoonlijk bedanken.
De brand.
De executie van het vonnis werd officieel nog een uur uitgesteld. Om 17.20 uur gingen de eerste huizen in vlammen op. Vanuit het buitengebied en Ermelo stonden veel Puttenaren te kijken naar de rode gloed die boven Putten hing. In totaal gingen er 110 huizen in de vlammen op. Dinsdag 3 oktober trok langzaam de bevolking weer terug, spontaan werden de daklozen geholpen met huisvesting, kleding en huisraad. De Duitsers waren weg. De Puttenaren wachtten nog slechts in doffe gelatenheid op de bevrijding. Behoudens de enkelingen, die uit Amersfoort vrijgelaten werden en degenen, die uit de trein gesprongen waren en zich meestal de eerste tijd nog schuil hielden, werd taal nog teken vernomen van de weggevoerde mannen. Tot aan de bevrijding toen de eerste dodenlijst kwam. Wethouder van Ganswijk had een brief gekregen van kapitein H.M van Walt van Praag, die in Duitsland nasporingen deed naar de puttenaren. Een menigte drong samen voor het huis van de wethouder en eiste en smeekte beurtelings om voorlezing. De heer van Ganswijk stelde zich ten einde raad in verbinding met dominee de Jager, dominee Holland en enkele ouderlingen, besloten werd dat dominee Holland de dodenlijst voor zou lezen. Met een kaars op de preekstoel las dominee Holland de lange dodenlijst voor in de overvolle kerk, waar adembenemende stilte heerste. Ook een lijst van overlevenden werd voorgelezen, van deze lijst keerde ook minder dan de helft terug, aangezien velen nog na de bevrijding aan de doorgestane ellende bezweken. Van activiteit van bevoegde Nederlandse zijde viel niets te bespeuren, men was geheel aangewezen op particulier initiatief. Heel Putten was in diepe rouw gedompeld.
Na de overval.
Hoe reageerden de verzetsmensen na de overval? Piet Dankaart, Chris Helsdingen en Willem van Heesen keerden per fiets terug naar de buurtschap Koudhoorn, Willem van Heesen bracht de nacht door bij familie in de kom van het dorp, hij werd als enige van de daders opgepakt en weggevoerd, hij overleed in Sandbostel op 25-04-1945. Witvoet was gevlucht, de anderen zagen hem niet weer (ze hadden elkaar beloofd hem dood te schieten, wanneer één van hen tegen kwam) Hij bleef nog enkele weken in Putten en vertrok toen naar het Gooi. Piet Oostenbroek ging met de auto over de Stenenkamerseweg terug naar de stationsstraat. Bij hem waren Tex Banwell, Eduard Rengers Hora Siccema, terwijl Frans Slotboom en de Duitse officier gewond achter op de wagen lagen. Het plan van enkelen om de gewonde Duitse officier dood te schieten werd niet uitgevoerd om menselijke overwegingen. Bij het Gemeentehuis werd stilgehouden. Piet Oostenbroek dreef in het Gemeentehuis de aanwezige lucht bescherming in een kamer en eiste water en sigaretten voor de gewonden. Eduard Rengers Hora Siccema ging naar dokter Vonk voor hulp voor de gewonden. Deze weigerde echter en verwees hem door naar het ziekenhuis in Ermelo. Dwars door het dorp ging de tocht verder, nu recht op Enny’s hoeve aan. Piet Dankaart haalde dokter v/d Velde uit Voorthuizen, die onmiddellijk assistentie verleende. Frans Slotboom werd natuurlijk het eerst behandeld.
Hij was dodelijk getroffen, in de loop van de morgen overleed hij. Frans werd op het terrein van de hoeve begraven. De Duitser was er minder erg aan toe, hij had een schot door de knie en een schampschot langs de elleboog. Hij werd verbonden en verder verpleegd. Toen ’s Zondags het bericht van de razzia de groep bereikte ging dit vergezeld van het volgende toezegging, die de Duitsers gedaan zouden hebben: wanneer de ontvoerde Duitser terug gebracht zou worden of wanneer de daders zich zouden melden, dan zouden tegen de bevolking van Putten geen verdere maatregelen genomen worden. Overlegd werd eerst of enigen van hen zich vrijwillig zouden melden. (twee gaven zich al spontaan op). Hiervan werd afgezien, daar ze bang waren dat het hele verzet in gevaar gebracht zou worden. Besloten werd de gewonde Duitser af te leveren. Deze beloofde plechtig niks te zullen vertellen van wat hij wist. Hij wist niet veel omdat hij in het donker vervoerd is naar de Enny’s Hoeve. Netjes verbonden werd hij op een geïmproviseerde wagen maandag morgen vroeg gebracht naar boer Bunt onder Stroe met een briefje, waarop in het Nederlands en Duits het verzoek stond hem bij de eerste beste Duitse post af te leveren. De boer woonde maar een paar honderd meter van de post en was al vroeg op om te melken, zodoende was de gewonde officier al voor 9.00 uur in het ziekenhuis in Apeldoorn. Dit moet bekend geweest zijn bij de Duitsers in Putten, hoewel zij geen melding hebben gemaakt van dit feit. Het kan echter een verklaring zijn voor het feit dat de gijzelaars niet gefusilleerd zijn.
Totaal aantal weggevoerde mannen 659
Vrijgelaten in Amersfoort 58
Weggevoerd naar Neuengamme 601
Onderweg uit de trein gesprongen 13
Gearriveerd in Neuengamme 588
Na de bevrijding in Putten teruggekeerd 48
In Duitse concentratiekampen omgekomen 540
Tijdens de razzia doodgeschoten 7
Kort na terugkeer overleden 5
Totaal aantal slachtoffers 552