PUTTEN 28-09-2009 (ANP)
In de Gelderse plaats Putten wordt op 1 oktober de razzia herdacht waarbij ruim zeshonderd mannen werden afgevoerd naar kampen in Duitsland. Slechts 48 van hen keerden na de oorlog terug.
02-10-2000 De sfeer in Nederland was eind september 1944 zeer grimmig. Operatie Market Garden was mislukt nadat de Duitsers de Slag om Arnhem hadden gewonnen en de noordelijke helft van Nederland begon te beseffen dat de bevrijding nog lang op zich kon laten wachten. De verzetsactiviteiten namen toe om de Duitse troepen te hinderen en dwarsbomen. Op 30 september tegen middernacht pleegde een aantal verzetsleden op de Rijksweg van Nijkerk naar Putten een aanslag op een Duitse auto. Twee van de inzittenden raakten gewond, twee andere wisten te ontsnappen en lichtte de nabije gelegerde Hermann Goering-divisie in. Als represaille liet de lokale commandant Putten met veel geweld omsingelen. Hij kreeg van het Duitse opperbevel de opdracht de voltallige bevolking van de stad te arresteren.
De Duitse soldaten gingen huis na huis af. Mannen, vrouwen en kinderen moesten verzameld worden. De mannen werden in een school opgesloten en de vrouwen en kinderen in een hervormde kerk. De Duitsers maakten bekend dat er geen represailles zouden volgen als de aanslagplegers zich bekend zouden maken. Toen dit niet gebeurde, en bovendien één van de gewonde officieren overleed, eiste de Wehrmacht dat de volledige bevolking doodgeschoten zou worden. Dit ging echter zelfs SS-generaal Rauter te ver en hij stelde een compromis voor. Alle mannen tussen de 18 en 50 jaar zouden worden afgevoerd en het dorp zou worden platgebrand. In totaal werden 660 Puttense mannen afgevoerd. Een veelvoud van dat aantal afgevoerden had zich overigens met succes weten schuil te houden in de bossen rond het dorp.
Van de tweeduizend woningen in Putten, gingen er uiteindelijk slechts een kleine honderd in vlammen op. Dergelijke optredens door Wehrmacht of Waffen-SS waren normaal in Oost-Europa en op de Balkan, maar West-Europa had met deze vormen nog nauwelijks te maken gehad. Nog geen tien procent van de mannen overleefde de beproevingen in de Duitse concentratiekampen.
De 82-jarige Hendrik Schreuder was tijdens de razzia in Putten zeventien. Zijn broer werd afgevoerd en kwam niet meer terug. Hij werd zelf twee dagen door de Duitsers vastgehouden in de kerk in Putten. „We stonden allemaal dicht op elkaar. We moesten onze behoefte gewoon in ons broek doen. Het was vreselijk”, mompelt Schreuder.
Gerrie Vastenburg was vijf toen zij zag hoe haar vader door de Duitsers werd meegenomen. „Hij stond buiten op straat en zij richtten hun wapens op mijn vader”, vertelt Vastenburg. Het gezin, moeder en drie kinderen keek vanachter het raam toe hoe hij werd meegenomen. „Hij keek naar ons, maar hij zei niets. Dat beeld ben ik nooit meer kwijtgeraakt”.
Na het verlies van het hoofd van het gezin probeerde de moeder van Vastenburg samen met de kinderen het leven weer op te pakken. „Een broer van mijn moeder kwam helpen op de boerderij. Er werd hard gewerkt en niet veel meer gesproken over dat wat was gebeurd” zegt Vastenburg. De gebeurtenissen in oktober 1944 lieten diepe wonden achter. „Van kleins af aan heb ik het verdriet van mijn moeder gevoeld. Zij was een gelovige vrouw. Iedere avond tijdens het gebed schreeuwde ze het uit van verdriet”. De jaren na de razzia in Putten werd er volgens Vastenburg niet veel over gesproken in het dorp. Met achtduizend inwoners had iedereen wel een familielid of bekende die direct of indirect slachtoffers was geworden. „Het heeft zoveel impact gehad. Het leek wel of iedereen was dichtgeklapt”.
Na de razzia is Hendrik Schreuder nog maar een paar keer in de kerk geweest waar hij werd vastgehouden. „Als de deur van de kerk dichtvalt, voel ik me gevangen en moet ik weg”. Schreuder heeft er gesprekken met de dominee over gehad, maar die brachten hem niet op andere gedachten. „Ik wil en kan het niet opbrengen om daar naartoe te gaan”.
Dit jaar is het 65 jaar geleden dat de razzia in Putten plaatsvond. De gemeente en de Stichting Oktober 44 organiseren jaarlijks een herdenking. Vastenburg woont de herdenking meestal bij, hoewel het haar zwaar valt. „Die dagen zijn een verschrikking”. Schreuder mijdt de herdenking steevast. „Ik wil er niet meer speciaal bij stilstaan. Dat wat er toen is gebeurd, gaat toch nooit meer uit mijn gedachten”.
Klik hier!