Evert Kous werd op 25 mei 1941 tijdens de oorlog geboren in Putten. Toen hij ruim drie jaar oud was,
veranderde zijn veilige wereld voorgoed.
Dit was op de dag van de razzia, waarop zijn vader en oom werden weggevoerd, met onbekende bestemming.
Mijn ouders
“Mijn vader is geboren in 1914, als zoon van een keuterboer. Na de lagere school werd er in die tijd niet verder over een opleiding nagedacht. Werken met de hand. Dat was de cultuur waarin mijn ouders leefden. Mijn vader werkte naar deze tijd vertaald als “zelfstandige zonder personeel” in dienst van de boeren. Hij bewerkte het land, zaaide het in, haalde het onkruid weg en was betrokken bij de oogst. Daarnaast had hij een agentschap van Wouda-zaden, voor de land- en tuinbouw.
Mijn moeder is geboren in 1916. Vanaf de lagere school tot het moment dat zij met mijn vader ging trouwen werkte zij in een bakkerij en bij de Puttense wasserij. Mijn zusje werd geboren op 4 januari 1944. Doordat mijn vader werd weggevoerd en niet is teruggekomen is ons gezin niet verder uitgebreid. Mijn moeder is nooit hertrouwd.
De scheiding
Wij woonden als gezin aan de Zuiderzeestraatweg dicht bij het station, in een helft van een boerderij, met één kamer en aan het einde daarvan twee bedsteden. Daartegenaan was een klompenhok gebouwd dat diende als keukentje met daarin petroleumstellen om op te koken. Mijn vader had een grote tuin met schuurruimte en wat kleinvee. Na de razzia zei een vriend en zwager van mijn vader tegen mijn moeder: “Het is te gevaarlijk voor jullie om daar te blijven wonen, zo dicht bij de spoorlijn, jullie moeten maar naar ons toe komen.” Wij trokken toen in bij dat gezinnetje, bestaande uit een man en vrouw en twee jongens. Daar zijn wij de hele Oorlogswinter gebleven. In mei 1945 zijn we weer teruggegaan naar onze eigen woning. Ik herinner me dat er wel eens colonnes Hollandse soldaten lang liepen als ik aan het spelen was. Ik dacht dat het Duitse soldaten waren en van angst vloog ik dan naar binnen.
Wie was mijn vader?
Tot in de winter van 1945/46 woonden wij met z’n drietjes. Daarna is mijn moeder nogal ziek geworden, waardoor wij tijdelijk gescheiden werden. Moeder ging naar de boerderij van haar ouders. Mijn zusje en ik gingen naar de boerderij van de ouders van mijn vader. Wel bezochten wij elke dag onze moeder. Toen we in november 1948 weer bij elkaar kwamen was ik inmiddels zeven jaar. Over mijn vader hoorde ik uiteraard van mijn moeder en van familieleden. Ook had mijn moeder een fotoalbum met nogal veel foto’s erin van mijn vader. Als we door het album bladerden mocht ik papa aanwijzen. Dan was het net of hij er bij hoorde. Uiteraard heb ik later veel navraag naar hem gedaan. Mijn vader was iemand, voor zover ik een beeld van hem gekregen heb, die zich inzette voor zijn vrouw en voor zijn gezinnetje. Een harde werker. Hij kon relativeren en had zeker gevoel voor humor.
Mijn zoektocht
Ik las vrij jong al over de razzia van Putten en onlangs las ik nog het boek van Wim Alloserij. Dan denk ik weer: ”Hoe verschrikkelijk is het geweest!” Vaak vroeg ik mij af: ”Is mijn vader naast Neuengamme ook in Ladelund of in Husum geweest?” Volgens Pastor Richter uit Ladelund is dit wel voor 90% zeker. Jongens die gewend waren hard te werken op het land, moesten onder erbarmelijke omstandigheden tankvallen uitgraven.
De mensen die zijn teruggekeerd wilden er eerst niets over kwijt. Het contact met pastor Richter uit Ladelund is voor mij van veel betekenis geweest. Ook bezocht ik verschillende keren kamp Amersfoort en uiteraard Neuengamme. Dan denk ik telkens weer: “Hier waren mijn vader en oom. Hier liepen zij nog naast elkaar en spraken samen.” Nadat ik voor de eerste keer naar Neuengamme was geweest vroeg mijn moeder: “Heb je nog wat kunnen ontdekken over Co?” Dat was haar man, mijn vader.
Neuengamme
Mijn vader en zijn broer zijn in januari 1945 een week na elkaar in Neugamme omgekomen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Ladelund werden in Neugamme de slachtoffers gecremeerd. Dit vond mijn moeder verschrikkelijk. Haar man niet begraven, maar als een heiden verbrand.
De vraag rijst: Heeft mijn moeder dit alles ooit verwerkt? Ik kan me herinneren dat een jaar voor haar overlijden zij tegen me zei: “Maar waarom is Co eigenlijk meegenomen? Hij had toch niks gedaan?” Een dergelijke vraag snijdt je door je ziel.
In alle onschuld zijn de mensen weggevoerd. Ik kan me de dag nog herinneren dat mijn grootouders, mijn ooms en tantes bij mijn moeder kwamen. Moeder huilde en de familie huilde. Het bericht was binnengekomen dat papa en zijn broer niet terugkwamen. Als kind dacht ik later weleens: “Pa, waarom ben ook jij niet uit de trein gesprongen?”
De brief
In 2014 kreeg ik bericht van een nicht, die in het archief van mijn tante een brief vond van mijn vader en oom. Die hadden zij samen geschreven en daarna waarschijnlijk uit de trein gegooid. Om na 70 jaar zijn boodschap te ontvangen en zijn – voor ons – laatste woorden te lezen, was een heel emotionele gebeurtenis. Sommige letters waren vervaagd, maar wat ben ik blij dat zijn woorden mijn zus en mij na al die jaren hebben bereikt.*
Dankbaar
Zowel mijn zus als ik zijn grootgebracht in een één-oudergezin. Natuurlijk heb ik mijn vader, vooral op latere leeftijd, wel gemist. Ondanks alles kijk ik dankbaar terug op de zorg die moeder ons heeft gegeven!”
14 october 1944.
|
Putten 2019