Oktober 44, 659 mannen weggevoerd... slechts 48 keerden terug

Ooggetuige van de razzia,

In de oorlog 40-45 werkte ik op het theehuis Schaveren in Emst. Eigenaar was de heer Joh. Uelen. In de zomerhuisjes bij het theehuis zaten heel veel onderduikers, ook in kelders en op de heide naar Gortel zaten veel mensen die gezocht werden door de Duitsers.
Joden, mensen die naar Duitsland moesten om te werken of mensen die in het verzet zaten en gezocht werden. Toen de Duitsers een inval deden op Schaveren omdat de jachtopziener doodgeschoten was vlakbij een schuilkelder moest de heer Uelen vluchten. Hij is naar Amsterdam gegaan om onder te duiken.

Ik ben toen op Schaveren achtergebleven in de hoop dat ze mij niet zouden oppakken. Omdat er in de stad steeds minder te eten was, ging ik nog wel eens op de fiets naar Amsterdam om eten te brengen. Dan bleef ik een nacht over en ging weer terug naar Schaveren. Soms ging ik samen met opa Quist als hij terugging naar Amsterdam. Zijn zoon Leen Quist met zijn gezin woonde op de “Kabouter”bij de Woeseberg. Hij nam dan eten mee op de terugweg. Zo ook op zondag 1 oktober 1944 ’s morgens vroeg gingen vader Quist, Leen en ik op weg naar Amsterdam. Het was 8 uur in de morgen toen we vlak voor Putten waren, het was er erg stil, maar er reden veel Duitse wagens. Dus we vertrouwden het niet. Daarom namen we een andere weg om Putten heen. Maar het ongeluk wilde dat we bij de Oldenallersebrug uitkwamen, daar lag een kapot geschoten Duitse wagen aan de weg. Dat was ’s nachts gebeurd.
We schrokken erg, wilden in het restaurant “De Herberg”even vragen wat er gebeurd was. Direct daarna wilden we zo snel mogelijk op de fiets weg, maar het was al te laat! De overval-wagens kwamen aanrijden en we hadden geen enkele kans om nog weg te komen. We moesten lopen naar de plek waar de aangeschoten auto lag, en we werden daar tegen een boom gezet. Ieder apart met een soldaat ervoor met het geweer in de aanslag. Het waren angstige uren. Er kwamen nog meer mensen bij. De meeste mannen werden gepakt, ook wel wat vrouwen. Het gaf me een beter gevoel toen er veel mensen bij elkaar gedreven werden, het gevoel van, die schieten ze niet allemaal dood, dat kan niet. Tegen de middag werden we een weiland ingedreven. Het was er erg drassig, en er liepen beken omheen. De mensen die probeerden te vluchten werden meteen doodgeschoten. We konden toen wel weer met elkaar praten. We vonden wel dat het er niet best uitzag, je werd koud en ieder moest zijn behoefte doen waar iedereen bij was.

Om ongeveer 16.00 uur kwamen er overvalwagens, die werden volgepropt. We hadden al overlegd dat we tot het laatst zouden wachten in de hoop dat niet iedereen mee kon. Misschien was er dan een kans om de fiets mee te nemen, en daardoor de kans te krijgen om te vluchten. En zo gebeurde het, de wagens waren vol. Een groep mensen die overbleef moest lopen met of zonder fiets achter de wagens aan, naar het dorp Putten, dat was zeker nog wel 3 kilometer. We hadden met z’n drieën afgesproken, dat als er een kans was om te vluchten, we het risico zelf namen. Er was onderweg wat paniek en het werd een beetje chaotisch. Ik heb daar gebruik van gemaakt en ben gevlucht naar de dichtbij zijnde woning, de bewoners zagen me komen, en toen ik er was, stond de deur wijd open, ik rende naar binnen. Maar twee Duitsers kwamen achter mij aan, dus ging ik de voordeur in en de achterdeur weer uit. Kon me daar verbergen in een schuurtje tot ze weg waren , want ze moesten wel met de colonne mee. Gelukkig maar, wat had ik een angst. Verschillende mensen zijn doodgeschoten onderweg op de vlucht . Ik werd heel fijn opgevangen bij de mensen waar ik was (Schuiteman) ik kon er ook ’s nachts blijven slapen. De vader en ik meen ook de twee broers waren ook meegenomen. Het was zeer en zeer triest!

Opa Quist en zijn zoon Leen zijn met al die mensen naar het dorp gebracht en opgesloten in scholen, de Eierhal en andere gebouwen. De kerk werd gebruikt voor oude mannen en vrouwen. Ze waren allen uit de hele omgeving daar samengebracht. De nacht was voor ons een verschrikking, we zaten bij elkaar (moeder twee dochters en ik) we wilden eigenlijk wat doen, misschien eten brengen. Om 6 uur ’s morgens hebben we allerlei eten en drinken wat er was in tassen gedaan en een van de dochters en ik zijn toen naar het dorp gegaan. We hebben daar aan de Duitsers gevraagd of we de mensen eten mochten brengen. Eerst mocht het niet, toen stonden er ook Hollanders met machinegeweren en die vroegen wat we wilden, geen schijn van kans. De ene Hollander kwam uit Vaassen. Ik kende hem toen ik in Vaassen op school ging, hij kende mij ook en zei “voor jou is er ook wel een kogel” .Hij was bij de zwarthemden. Ben daar wel erg van geschrokken. Ab Beugeling was zijn naam, weer een andere Duitser gevraagd, en ja hoor hij nam ons mee naar de school, we mochten het eten en drinken afgeven aan de familie. Leen en vader Quist konden we niet vinden, dus hebben we de tassen leeggemaakt en we wilden weer teruggaan. Maar alles was omsingeld, de kerkdeur ging open en we werden naar binnen geduwd.

Daarbinnen was het grote paniek, mensen huilden en schreeuwden. Dat was op maandag. Daar heb ik vader Quist weer gevonden, er kwam een hoge piet op de kansel en die vertelde dat de kerk in de loop van de dag in de brand gestoken zou worden, wat een verdriet, en wat een paniek. Met de dochter van Schuiteman ben ik toen boven in de kerk geklommen. Zij wist precies de weg. We konden toen alles zien wat er buiten gebeurde. Er stonden hele rijen mensen opgesteld, oude en jonge mensen, haast kinderen. Sommige stonden in pyjama. Eerst was het de bedoeling om deze mensen dood te schieten. Tegen de middag kwam er weer een Mof de kerk binnen, hij vertelde dat de kerkdeuren om 13.00 uur geopend zouden worden en de mensen vrij waren, het was niet te geloven. Buiten werden de rijen mensen afgevoerd naar het station om op transport gesteld te worden naar een kamp. Voor vader Quist en voor ons ging om 13.00 uur de deur open en mochten we gaan.

Buiten gekomen wisten we dat Leen afgevoerd was, onze fietsen stonden daar nog buiten, ook die van vader Quist en die van Leen. Vader Quist heeft alles wat we in de tassen hadden aan eten naar het station gebracht om het aan Leen te geven en om afscheid te nemen.  Het was voorgoed want Leen is nooit meer terug gekomen. Vader Quist is daarna terug gegaan naar de “Kabouter”in Emst om het bericht over te brengen aan Leen zijn vrouw. Zelf ben ik samen met de dochter van Schuiteman samen met de fietsen, ook die van Leen naar Schuiteman gegaan. Ik meen dat die mensen een malerij hadden aan de Nijkerkerstraat, dat is de weg van Putten naar Nijkerk. Geheel Putten moest om 16.00 uur evacueren, want het dorp zou plat gebrand worden. zo ging ik dus terug naar de mensen waar ik was binnen gevlucht, nam wel mijn fiets en die van Leen mee. En zo zijn we ’s middags met de fietsen, karren en kruiwagens volgeladen op weg gegaan naar Ermelo. Een zeer trieste optocht. We hebben de nacht doorgebracht bij mensen op zolder, maar slapen was er niet bij. Je kon Putten zien branden, een triest gezicht.

De volgende dag ben ik met mijn eigen fiets naar Amsterdam gegaan, maar ben wel eerst naar Putten gegaan om te zien wat ze vernield hadden. Een trieste aanblik en het was er doodstil. Ik wist niet hoe gauw ik daar weg moest komen richting Amsterdam, naar de moeder van Leen Quist om het trieste nieuws te brengen. Dat was een zware opgave ik ben nog een nacht in Amsterdam gebleven en de andere dag weer teruggegaan. Eerst naar Putten, om te horen waar de mannen naar toe gebracht waren, maar er was nog niets bekend. Dezelfde dag ben ik toen teruggegaan naar de “Kabouter” met twee fietsen. Op mijn eigen fiets en met de transportfiets van Leen aan mijn hand om die af te leveren bij Wil.

Ik heb mij altijd afgevraagd hoe je met een transportfiets aan de hand zo ver kunt fietsen, maar in nood kan een mens heel veel. Het op de fiets naar Amsterdam gaan was niet alleen voor voedsel wegbrengen maar we namen vaak onderduikers mee terug naar Schaveren om ze dan elders onder te brengen, op deze manier kon je ongezien boodschappen overbrengen.

Leen is niet meer teruggekomen, hij heeft in een kamp gezeten en volgens gegevens is hij toen het eten schaars werd in het kamp op de vlucht doodgeschoten.


Wil Scholten- van Essen



Leendert is omgekomen op 14-03-1945 in de Spaldingstrasse in Hamburg een berucht buitenkamp van Neuengamme en is begraven op het Nederlands ereveld op de begraafplaats Ohlsdorff in Hamburg.

In 2007 heeft de Stichting Oktober 44 in het ITS te Bad Arolsen ook van Leendert Quist persoonlijke eigendommen terug gevonden, die hebben wij mogen overhandigen aan zijn zus mevr. De Melker-Quist. Na aanleiding hiervan is zij voor het eerst meegegaan met de Stichting naar Neuengamme, we hebben toen ook het graf van Leendert bezocht.



Stichting Oktober 44
Midden Engweg 1
3882 TS Putten

Design by Acadia