Oktober 44, 659 mannen weggevoerd... slechts 48 keerden terug

door Peter den Dikken

PUTTEN - Midden in de Gedachtenisruimte hangt een tekstje. Dat tekstje, waarop staat dat de familie R. Bakker door de razzia zes zoons, twee schoonzoons en twee kleinzoons verloor én daarnaast de foto’s van de tien weggevoerde en niet meer teruggekeerde mannelijke familieleden, grijpt je aan. Op 1 oktober interviewen we in Putten twee nabestaanden. Die woorden en die foto’s in de Gedachtenisruimte worden nu een verhaal, een aangrijpend verhaal tussen het heden en het beladen verleden van Putten.

Het leed dat deze zwaarst getroffen familie in de oorlog is aangedaan, is eigenlijk niet te beschrijven. Je kijkt een beetje tegen dit interview op, maar na het uren durend gesprek kom je vol indrukken naar buiten. Eerst laat Rijndert Kuit, kleinzoon van opa en oma Bakker, alle foto’s en namen zien. De (groot-)ouders waren ten tijde van de razzia Rijndert Bakker, 76 jaar, en zijn vrouw Aartje van de Klok, 69 jaar, wonende op Hoef I 94. Hun zes zoons, twee schoonzoons en twee kleinzoons, die allen weggevoerd werden, waren: Willem Bakker, 48, overleden 13 december 1944 in Hamburg en zijn zoon Rijndert Bakker, 21, overleden 14 december 1944 in Hamburg; Aart Bakker, 47, vermoedelijk overleden 7 januari 1945 in Neuengamme; Jan Bakker, 43, overleden 25 december 1944, plaats onbekend; Aalt Bakker, 39, vermoedelijk overleden 21 november 1944 in Ladelund; Hendrik Bakker, 36, overleden 1 december 1944 in Ladelund; Rijk Bakker, 27, geen bericht van overlijden; Hendrik van Elten, 35, overleden 20 november 1944 in Ladelund; Gijsbert Kuit, 49, overleden 13 maart 1945 in Bergen-Belsen, vader van Wouter Kuit, 18, geen bericht van overlijden.

Op 2 oktober 16 jaar

Rijndert Kuit, op 2 oktober (!) 77 jaar geworden, begint in zijn woning aan de Van Lennepstraat te vertellen. ,,Ik woonde samen met mijn vader Gijsbert en mijn 18-jarige broer Wouter op Hoef I 81. Mijn moeder Heintje was in maart 1944 overleden. Ik was op zondag 1 oktober nog 15 jaar, de dag erna, 2 oktober, zou ik 16 jaar worden. Op die zondagochtend in oktober 1944 liep ik van een oom naar ons boerderijtje terug. Ik zag onderweg veel Duitsers en bij thuiskomst zei mijn vader: ‘Blijf daarom vanmiddag maar thuis’. Na het middageten stonden enkele Duitsers voor de deur van ons bakhuisje, we moesten meekomen. Mijn broer probeerde nog te vluchten, maar werd toch gepakt. We werden met een groot aantal buurtbewoners van de melkplaats bij Oldenaller naar het vijf kilometer verderop gelegen Putten gedreven. We brachten de hectische nacht door in de openbare school op de markt. Je was blij dat het dag werd, je wist helemaal van niks. De mannen tussen de 18 en 50 jaar moesten zich opstellen op de markt en wij liepen door een haag van Duitsers naar de kerk. Zo af en toe pikte ze er een jongen uit, waaronder mijn 17-jarige vriend Tijmen de Zwaan. Die moest ook mee en is nooit meer teruggekomen. Ik werd op deze 2e oktober 16 jaar, maar dacht natuurlijk helemaal niet aan mijn verjaardag. In de kerk, waar alle vrouwen en kinderen zaten, kon je door de ramen de mannen richting het station zien lopen. Ik zag toen ook voor het laatst mijn vader en broer. Het was op dat moment een verschrikking in de kerk. ’s Middags moest ik het hele eind naar Hoef teruglopen. Ik pakte wat spulletjes bij elkaar en fietste op m’n oude fiets naar het station. Maar aan het einde van de Kuiterweg werd ik door Duitsers tegengehouden en teruggestuurd. Thuis ging ik de op springen staande koetjes melken, ik zat dus als klein mannetje helemaal alleen in de boerderij. Dat heb ik tot de bevrijding volgehouden. Een oom van de Stenenkamerseweg kwam wel elke nacht bij me slapen, de was deed een tante van me en het middageten at ik bij de familie Bos. Met een handkarretje haalde ik cokes bij de gasfabriek. Een levensgevaarlijke onderneming, omdat Britse vliegtuigen steeds bommen op de spoorlijn gooiden. Ook heb ik zelfs een kalf ter wereld geholpen, verder deed je die laatste winter van de oorlog, behalve het huishouden, weinig. De sfeer in Hoef was bedrukt, je hoorde weinig over wat er met de mannen gebeurd was. Ik had geen hekel aan de Duitsers. Een jonge Duitser, ongeveer net zo oud als ik, kwam geregeld huilend bij mij in de kamer zitten. Die jongen móést ook, ik kon geen hekel aan hem hebben.” Na de bevrijding verhuisde wees Rijndert naar zijn grootvader Wouter Kuit aan de Stenenkamerseweg. Hij volgde de Ambachtsschool in Harderwijk en een opleiding op Valkenheide in Maarsbergen, waarna hij zijn loopbaan als smidsknecht in Putten begon. In 1951 trouwde hij met de nu 74-jarige Evertje van de Broek.

In en in verdrietig


Hoe hij erachter kwam dat zijn vader en broer niet meer leefden? ,,Opa en oma Bakker hoorden in de kerkdienst op

Hemelvaartsdag dat hun zoons, schoon- en kleinzoons in Duitsland waren overleden. Mijn vader vond de dood in Bergen-Belsen. Van mijn broer Wouter is nooit meer wat vernomen, hij is waarschijnlijk op één van de boten in de Lübecker Bocht omgekomen. Mijn oom Rijk Bakker kwam nog wel naar Nederland, maar kreeg teveel eten en overleed gelijk daarna. Mijn opa en oma waren in en in verdrietig, ze hadden ineens bijna niks meer. Zelf kreeg ik na verloop van tijd ‘hulp’ van een vrouw, die wel haar best deed maar me met haar praten niet echt verder hielp. Het enige lichtpuntje was de geboorte op 19 december 1944 van mijn nichtje.” En dat nichtje, Gerrie van Norden - van Elten uit Veenendaal, zit vandaag ook bij het gesprek. Haar vader is op 20 november 1944 in Ladelund omgekomen. Ze woonde samen met haar moeder in het huis van opa en oma Bakker. Toen ze 18 jaar was, is ze met haar nu 93-jarige moeder naar Ladelund geweest. Dat bezoek heeft op de dames een grote indruk gemaakt. Gerrie was blij dat moeder geen Duits kon verstaan, want bij pastor Meyer thuis vertelde de pastor over alle verschrikkingen in het kamp Ladelund. Haar moeder woont nu in een verzorgingshuis in Amersfoort, waar ze het eerste jaar aan één stuk door heeft gehuild. Toch is Gerrie, die samen met haar man Tino, vorig jaar voor de tweede keer naar Ladelund is geweest, zonder haat opgevoed. Ze leest, voordat we naar het vroegere huis van opa en oma Bakker aan de Vikariënweg 14 rijden, waar nu de familie Boon woont, een papiertje voor. Het laatste teken van leven, dat de familie nu nog in hun bezit heeft, is een door Willem Bakker uit de trein richting Duitsland gegooid beschreven boterhamzakje. Er staat op: ‘Bezorg dit bij R. Bakker, Hoef I 94. Vader, moeder en Aartje, bij deze laat ik u weten als dat Aart, Jan, Aalt, Hendrik en Rijk hun heel goed houden tot hier toe. Laten we met ’s Heeren zegen het beste hopen. Hendrik van Elten en Piet zijn ook bij ons. Zo gauw ik kan, schrijf ik wel. Houd jullie goed.’

 

Neef en nicht, Rijndert Kuit en Gerrie van Norden - van Elten, voor het huis aan de Vikariënweg, waar opa en oma Bakker in woonden.

Stichting Oktober 44
Midden Engweg 1
3882 TS Putten

Design by Acadia