Oktober 44, 659 mannen weggevoerd... slechts 48 keerden terug

Ermelose bakkers in Putten aan de slag na de razzia


Onder de 661 mannen die in oktober 1944 door de Duitsers uit Putten weggevoerd zijn, bevonden zich ook op één na alle bakkers uit het dorp. Die ene, Bastiaan de Vette geheten, had de dans weten te ontspringen. Hij was knecht bij bakker Wilhelmus van Dam aan de Dorpsstraat (de winkel met het stoepje) tegenover restaurant/stalhouderij de Heerd. en zag zich nu gesteld voor de taak het hele dorp van brood te voorzien. Omdat dit voor hem in z’n eentje onmogelijk was, vroeg hij via betrouwbare instanties om hulp en noemde daarbij de naam van zijn Ermelose kennis Lammert Paulus. Diens broer Thomas, zo wist hij, was ook bakker en zat tijdelijk zonder werk. Als deze collega’s hem nu eens konden helpen?

Zijn simpele vraag veroorzaakte in eerste instantie heel wat commotie in het huis van Keimpe Paulus aan de Horsterweg, waar beide broers op dat moment onderdak hadden. Niet zozeer de vraag als wel degene die hem kwam stellen. Een geüniformeerde politieman belde aan.  En dat was anno 1944 in een huis vol evacués,  Joodse onderduikers én jonge mannen die de arbeidsdienst ontdoken hadden -waaronder Thomas en Lammert- een beangstigende ervaring. Bovendien had Thomas nog op 2 oktober nagelaten gehoor te geven aan een ‘ Vordering’ de spoorweg te bewaken. Op de vraag of de mannen thuis waren kwam dan ook een ontkennend antwoord van kraamverpleegster Wil van Deel, die daar werkte en als minst verdachte de deur geopend had.  Pas toen de politieagent geloofwaardig gemaakt had dat het ‘goed zat’, kwamen Thomas en Lammert tevoorschijn en fietsten even later onder begeleiding van de agent naar Putten. Zo’n veertien dagen lang zou dat ritueel zich herhalen. Zodra Lammert het  toegewezen meelrantsoen in Ermelo verwerkt had, ging hij samen met Thomas, onder politiebegeleiding naar Putten om Bastiaan de Vette te helpen.

“Het was daar pure chaos”, weet Lammert nog, “totale ontreddering, heel beangstigend” Huizen stonden in brand en niemand die wist wat er verder zou gebeuren. Zouden de moffen nogmaals een razzia houden? Zouden de mannen nog terugkeren?”. Mede omdat niemand wist hoe de Duitsers verder zouden reageren kregen beide bakkers politiebegeleiding.  De bakkerij van Wilhelmus van Dam was de enige in Putten  die nog draaide. Dagelijks stonden de mensen in rijen om hun broodrantsoen af te halen.  “In die rijen was de spanning en onzekerheid voelbaar”, herinnert Lammert zich, “en tranen vloeiden rijkelijk”.

Veel meer dan dat weet Lammert zich niet te herinneren. Of het zou moeten zijn de slechte kwaliteit van het roggemeel dat ze moesten verwerken. Ook Thomas weet niet veel meer dan dat ze bakten en bakten en dagelijks zuurdesem moesten maken omdat er al maanden geen gist meer verkrijgbaar was. Wat uit hun verhalen wel sterk naar voren komt is de angst die in die dagen heerste, angst voor de toekomst, terwijl de bevrijding nog in september zo heel dichtbij leek, maar in oktober 1944 verder weg scheen dan ooit.  Na zo’n veertien dagen, toen de situatie in het dorp iets gestabiliseerd was, werd de broodvoorziening overgenomen door bakkers uit Nijkerk en omgeving en behoorden voor Thomas en Lammert de fietstochten onder politie-escorte van en naar Putten tot het verleden.

Stichting Oktober 44
Midden Engweg 1
3882 TS Putten

Design by Acadia