NIJKERK - Evert Hamstra (78) moest „een paar keer slikken” toen hij afgelopen maandag in Duitsland een persoonsbewijs met duidelijke pasfoto van zijn door de nazi’s omgebrachte vader onder ogen kreeg. „Je hebt heel wat te verwerken.”
Samen met tientallen anderen Nederlandse nabestaanden reisde Hamstra afgelopen maandag naar de gebouwen van de internationale opsporingsdienst van het Rode Kruis in het Duitse Bad Arolsen.
Daar kreeg hij opgespoorde persoonlijke bezittingen van zijn vader overhandigd. Harmen Hamstra werd bij de beruchte razzia in Putten en Nijkerk op 1 en 2 oktober 1944 weggevoerd. Drie maanden later stierf de man in kamp Neuengamme. „Waarschijnlijk door uitputting”, zegt zoon Evert. „Ik ben later vaak in dat kamp op bezoek geweest. Onvoorstelbaar hoe de barakken eruit zien. Op het laatst waren die mannen lopende skeletten.” Evert was veertien jaar, toen 661 mannen en jongens uit Putten en Nijkerk op 1 en 2 oktober 1944 werden weggevoerd en huizen in brand werden gestoken. Uiteindelijk overleefden 552 van hen het drama niet. De vergeldingsactie van de Duitsers was een reactie op een aanslag door het verzet. De verschrikkelijke dagen staan in Hamstra’s geheugen gegrift. „Het was een hectische tijd. Vanmorgen zei ik nog tegen mijn vrouw: Er is haast geen dag dat ik niet aan vader denk. Kort na de oorlog was ik er dagelijks mee bezig dat vader weer terug zou keren.”
Oude wonden gingen open toen Hamstra, samen met twee zoons (49 en 38 jaar) en zijn jongere broer (65), afgelopen maandag na zovele tientallen jaren persoonlijke bezittingen van zijn vader onder ogen kreeg. Met hulp van een vrouw van de opsporingsdienst in Bad Arolsen kwamen diverse documenten op tafel, opgeborgen in vaders portefeuille, „een donkerbruin, bijna zwart exemplaar.”
Een van de bezittingen is een persoonsbewijs van vader, in verbluffend goede staat. „Er mankeert niks aan. De pasfoto van vader is heel duidelijk. Toen ik die foto zag, moest ik een paar keer slikken. Ik heb innerlijk een hoop te verwerken.”
Een ander persoonlijk document gaf vader Hamstra in de oorlogsjaren het recht om zich na acht uur ’s avonds, wanneer de spertijd inging, toch op straat te mogen begeven. „Vader was botermaker en werkte in de fabriek op onregelmatige tijden.” Ook kreeg Evert Hamstra afgelopen maandag tabaksbonnen van zijn vader in bezit. „Met die bonnen kon hij eens in de paar weken een aantal sigaren en een paar ons tabak krijgen.”
Zeker zo confronterend zijn kopieën van Duitse documenten die Evert Hamstra meekreeg. Schrijnend is de correspondentie over de dood van Harmen Hamstra. Nauwkeurig wordt de dag van zijn sterven in kamp Neuengamme, 2 januari 1945, in een document weergegeven. „Der Landarbeiter Harmen Hamstra, Wohnhaft Putten, Holland, Evangelisch”, leest zijn zoon meer dan zestig jaar later voor. „Ook de namen van de ouders van vader, Evert Hamstra en Aaltjen Poppe, worden vermeld.” Als doodsoorzaak wordt ”Herzschlag” genoteerd, een hartaanval. „Dat zal een soort verzamelnaam zijn geweest. Waarschijnlijk is vader, net als veel andere kamparbeiders, door uitputting gestorven. Hij zal ook wel slaag hebben gehad.”
Telkens weer verbaast Hamstra zich over de „Deutsche Gründlichkeit” van het misdadige naziregime. Het vervult hem met huiver. „Alles werd netjes genoteerd, in schoonschrift. Zo werd nauwkeurig vastgelegd wanneer mijn vader van kamp Amersfoort per trein naar Neuengamme werd gedeporteerd. Zelfs het tijdstip van overlijden is vastgelegd, 7.30 uur. De vrouw die ons afgelopen maandag hielp, zei het treffend: „De luizen op je hoofd werden als het ware geteld.”
De hervonden bezittingen zal Evert Hamstra „zorgvuldig” bewaren, in een speciaal kluisje. „Het is een tastbaar bewijs van de onvoorstelbare dingen die gebeurd zijn.”
De dood van zijn vader zal Hamstra altijd blijven bezighouden. Diverse keren bezocht hij kamp Neuengamme. „De laatste keren dat ik er was, ben ik in mijn eentje het terrein over gelopen, afgezonderd van de groep. Dan vermenigvuldigen de gedachten zich.”
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
„Er zijn tranen geplengd”
PUTTEN – „Zeer emotioneel.” Zo beschrijft historicus E. H. de Graaf, vicevoorzitter van de Stichting Oktober 44, de stemming onder de nabestaanden die maandag persoonlijke bezittingen van oorlogsslachtoffers onder ogen kregen. „Er zijn tranen geplengd”, zegt De Graaf. Sommige mensen zagen voor het eerst een duidelijke pasfoto van hun vader. Iemand zei: Nu zie ik het gezicht van papa pas echt goed.” In een bus met veertig nabestaanden reisde De Graaf maandag mee naar het Duitse Bad Arolsen. Bij de internationale opsporingsdienst van het Rode Kruis aldaar liggen miljoenen voorwerpen van slachtoffers van het naziregime. De Graaf prijst de hulpvaardigheid van de medewerkers van het Duitse centrum. „Iedere nabestaande kreeg iemand toegewezen. Die nam aan een tafel alle tijd om de persoonlijke documenten te overhandigen.” De Stichting Oktober 44 klopte in september vorig jaar reeds aan bij het instituut in Duitsland. Van de tachtig aangeboden namen van slachtoffers van de razzia van Putten in oktober 1944 vonden de medewerkers van het Duitse instituut vijf persoonlijke dossiers. „Daar zat bijvoorbeeld een brief tussen waarin stond dat een melkwagen niet werd gevorderd in verband met de voedselvoorziening in Nijkerk.” Daarna leverde de Stichting Oktober 44 nog eens 500 namen van slachtoffers. De Duitse zoektocht daarnaar leverde zeventien enveloppen met persoonlijke documenten op. Die werden afgelopen maandag gepresenteerd.
Bron Reformatorisch Dagblad 16-01-2008