Oktober 44, 659 mannen weggevoerd... slechts 48 keerden terug

Drie keren door het oog van de naald. door Richard Burghardt.


Op Zondag 1 Oktober, 1944 ben ik in Putten drie keren door het oog van de naald gekropen:

  1. 's Morgens op weg naar de Katholieke kerk moesten mijn gastheren, de jongens Gehéniau, vrienden van kostschool, bij wie ik logeerde eind Augustus en bij wie ik mocht blijven 'omdat het in Putten veiliger was dan in Apeldoorn', eerst thuis hun missalen ophalen. Wij sliepen nl. bij kennissen en niet in het eigen huis omdat sinds de vorige dag ons tiental met vijftien was vermeerderd, met twee gezinnen geëvacueerd uit Arnhem. I.p.v. direct over de hoofdweg naar de kerk te fietsen staken wij dus de hoofdweg over en gingen over het bospad eerst naar ons eigen huis. Wij zagen al dat de hoofdweg honderd meter verder door Duitsers was afgezet. Voordat wij met die kerkboeken langs een andere weg weer bij de hoofdweg arriveerden op weg naar de kerk, werden wij gewaarschuwd en keerden terug. Ook de anderen, de vrouwen en kinderen die per koetsen gingen, kwamen prompt terug. Als die knapen niet zo laks waren geweest (ik had wel mijn kerkboek bij mij!), zou deze brief uit het hiernamaals U wel wat opbaren verschaffen.

  2. Wij besloten om ons te verbergen vlakbij tussen twee weiden, van elkaar gescheiden door twee rijen laag prikkeldraad, met wat laag struikgewas er tegen aan, en een soort ondiepe greppel er tussen, alles bij elkaar zo'n 1 ½ meter breed. Wij lagen achter elkaar in die greppel, neus aan hiel, zeven man sterk. Wij hadden onze regenjassen aan, van het soort uit die dagen, een soort  laken van een bed stof en waterdicht gemaakt, waardoor ze nogal gelig waren. Waarom deze razzia plaats vond wisten wij natuurlijk niet, wel wat het inhield. Elke woning (dit waren vakantie huizen her en der langs de bosrand met weiden en boerderijen er tussen) werd minstens elk uur door een Duitse patrouille onderzocht, er werd geschoten, het was een wilde boel. Ik lag vooraan, met mijn neus op de grond. Ik hoorde stappen, ik hoorde het gras tegen de laarzen. Ik gaf geen kik, en de anderen achter mij ook niet. Wat bleek: een Duitse patrouille had van ons huis een kortere weg genomen naar het volgende huis om de hoek. Drie passen achter de hielen van de laatste man in onze file waren zij over het prikkeldraad gestapt, door het struik gewas, over de greppel, weer wat gewas, dan prikkeldraad, zonder 'Achtung' te schreeuwen. Alleen een  blinde had ons niet gezien.

    In het huis had men van uit het bovenraam de gang van deze patrouille gevolgd. De achterste mannen wisten ook wat er gebeurde, maar hielden koest. De laatste man hoorde al het klikken van de geweren in zijn verbeelding, maar bleef stokstil.

  3. Iedereen was echter overstuur, en men besloot om in het huis zelf te schuilen, in een loze ruimte onder de kap. Dit moet zo om drie uren in de middag zijn geweest. Dus nu lagen wij achter de wand van een slaapkamer en onder het dak, in een driehoekige ruimte, hutje mutje, en de zenuwen vereisten. . . , wel, een sigaret. En zo hadden wij weer een Duitse patrouille in het huis, met een rookwalm om te snijden op de tweede verdieping.


Overdrijf  ik als ik zeg dat ik drie keer het noodlot ben ontsnapt?

Of dat ik volhoud dat deze patrouille ons gezien heeft, en intuïtief, zonder overleg, er geen melding van heeft  gemaakt? Dat midden in de oorlog menselijkheid is betoond?

Elke Oktober gedenk ik die dag, mijn eigen angst en terreur en de vele onschuldige slachtoffers, maar ook de menselijkheid betoond door die mij onbekende soldaten. Ik denk ook aan Lidice en Oradour-sur-Glane, en ben God dankbaar dit zo willekeurige en onvoorziene gevaar te zijn ontsnapt.

© 01-10-2004

Richard Burghardt
58 Greendowns Dr.
Toronto, ON M1M 2G7
Canada

E-mail

Stichting Oktober 44
Midden Engweg 1
3882 TS Putten

Design by Acadia